(verslag: Walter van Teeffelen)
Na 16 muurgedichten kwam Stichting ArchipelpoëZie met een nieuwe variant: een raamgedicht. Het raamgedicht is te zien op het grote raam van het pand Atjehstraat 13. Vroeger, te beginnen in 1923, zat er een vestiging van de ‘s-Gravenhaagsche Melkinrichting De Sierkan, later kwam er een drukkerij en daarna een IT-bedrijf. ArchipelpoëZie wilde de raamgedichten-lijn uitproberen en één van de bestuursleden van de stichting stelde het raam ter beschikking zodat het aanstaande verbouwingsproces van de ruimte van buiten ongemerkt zou kunnen verlopen. Het gedicht zou liefst wel moeten verwijzen naar de vroegere functie van het pand.
Nieuwe loot aan de stam
Dat is gelukt. “Het is een nieuwe laagdrempelige loot aan de stam, het raamgedicht”, zei Ruth van Rossum, voorzitter van ArchipelpoëZie, “en geïnteresseerden kunnen zich bij ons melden. Een raamgedicht kost rond de 300 euro, en als de geïnteresseerde eigenaar de helft betaalt, neemt de Stichting de andere helft voor haar rekening.”
Lyon Text
Ook voor de raamgedichten hanteert ArchipelpoëZie de combinatie van goede poëzie en vooraanstaand letterontwerp. De letter was deze keer de Lyon Text van de hand van Kai Bernau. Van Rossum: “Kai Bernau is in 2007 afgestudeerd aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. De Lyon Tekst is geïnspireerd door het werk in de 16e eeuw van Robert Granjon. De letter wordt gebruikt door de New York Times voor enige van zijn tijdschriften onder andere het New York Times Magazine.”
Wilmar Grossouw van de Ontwerpvloot had de letter gekozen voor het ontwerp van het raamgedicht en Studio Güthschmidt had de praktische uitvoering van het plaatsen van het gedicht op een wit folie achter het raam voor zijn rekening genomen.
Piet Paaltjens
Het gedicht was van de hand van François HaverSchmidt, die behalve dichter ook predikant was. Zijn gedichten verschenen onder het pseudoniem Piet Paaltjens. “In de periode 1850 – 1852 schreef hij de ‘IMMORTELLEN’, waarvan de Romeinse nummering suggereert dat er 100 van zouden zijn. Er zijn er – voor zover bekend – maar 10 van gepubliceerd. Op het raam staat Immortelle XLIX, nummer 49.”
Wie gaat het gedicht onthullen? Een overbuurvrouw stapt naar voren. Zij krijgt gezelschap van een andere buurtbewoner en geeft een korte toelichting. “Als kind woonde ik al hier en zag aan de overkant de Melkinrichting volop functioneren. Iedere ochtend kwam er een handkar waar vanuit bussen melk werden afgeleverd. Twee keer in de week kwam een ijswagen met grote blokken ijs. Die kochten de mensen ook – in kleinere stukken – bij de Melkinrichting. Er waren toen nog geen ijskasten.”
Na enig trekwerk is het buitenfolie verwijderd en zien we het gedicht:
IMMORTELLE XLIX
Wel menigmaal zei de melkboer
Des morgens tot haar meid:
‘De stoep is weer nat.’ Och, hij wist niet,
Dat er ’s nachts op die stoep was geschreid.
Nu, dat hij en de meid het niet wisten,
Dat was minder; – maar dat zij
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij.
Piet Paaltjens
De toeschouwers moesten het gedicht even tot zich door laten dringen. Wie is ‘zij’? De meid van de melkboer? De vrouw van de melkboer? Een geliefde van de dichter? Ruth van Rossum: “Mooi, dat het gedicht tot enig nadenken en navragen leidt. Ik kan wel verklappen dat er vier personen in het spel zijn.”