Raamgedicht Anton Korteweg onthuld

(verslag: Marcel Tielemans)

Iedere Duinoorder die wel eens richting de Koninginnegracht gaat zal het gedicht van K.L. Poll kennen dat levensgroot staat aangebracht op een blinde muur aan de Burgemeester Patijnlaan. Dit is het werk van de Stichting ArchipelpoëZie. Deze heeft inmiddels drieëntwintig muur- en raamgedichten gerealiseerd, voornamelijk in de Archipelbuurt zoals de naam al aangeeft, maar intussen ook steeds meer in de naburige wijken. Op deze manier ontstaat in de woorden van stichtingsbestuurder Derk Hazekamp “een archipel van poëzie”. Van die drieëntwintig zijn er vijf raamgedichten. Het vijfde, Men verplaatst zich van Anton Korteweg, is de eerste manifestatie in Duinoord en sinds enige tijd te zien op het raam van Liesbeth Hazekamp aan de Groot Hertoginnelaan 11. Het werd door de bijna tachtigjarige dichter feestelijk onthuld op vrijdag 15 september, een prachtige nazomerdag. Er was een groot aantal belangstellenden op afgekomen die zeer gastvrij werden ontvangen. Behalve van het mooie weer en de hapjes en de drankjes konden ze genieten van een aantal “Haagse” gedichten die door Anton Korteweg werden voorgedragen. Hij bekende in het afsluitende interview met stichtingsvoorzitter Ruth van Rossum dat hij zich in tegenstelling tot Louis Couperus eigenlijk helemaal geen Hagenaar voelt en ook niets met Den Haag heeft, ondanks zijn dertigjarig directeurschap van het Letterkundig Museum. De gedichten waren er niet minder om. Het Lopend Vuurtje was trouwens een beetje in verwarring gebracht door het internet: als je Anton Korteweg googelt kom je zijn necrologie uit 2011 tegen toen hij op zevenenzestigjarige leeftijd zou zijn overleden. Desgevraagd vertelde de gelukkig nog zéér levendige dichter dat dit destijds een grap van het tijdschrift Tirade was geweest!

De Stichting ArchipelpoëZie vraagt behalve voor het gedicht en zijn schrijver ook aandacht voor de letter en zijn ontwerper. De Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten hier in Den Haag heeft een grote traditie op dit vlak en heeft veel belangrijke typografen opgeleid. Eén daarvan is de Italiaanse ontwerper Michelangelo Nigra, en zijn letter Rapida siert nu het raam aan de Groot Hertoginnelaan 11.

Eerste muurgedicht Stichting ArchipelpoëZie in Zeeheldenkwartier

Tekst

(Tekst: Walter van Teeffelen)

Eerste muurgedicht Stichting ArchipelpoëZie in Zeeheldenkwartier

Afgelopen zondag 2 oktober werd het eerste muurgedicht van de Stichting ArchipelpoëZie in het Zeeheldenkwartier onthuld. Na vele muur- en raamgedichten in Archipel en Willemspark gaat de Stichting ook andere gedeelten van Den Haag met muurgedichten verblijden.

De muur bevond zich in de De Ruijterstraat, op de hoek van de Laan van Meerdervoort, boven makelaarskantoor Real Estate Partners. De muur was net opgeknapt en geverfd, en het korte gedicht sprong eruit naar voren: ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?’ Links de originele tekst, rechts in cursief een hedendaagse vertaling.

Duo Katakat

Een flink aantal buurtbewoners en belangenstellenden was erbij, onder een stralende herfstzon. Het Duo Katakat – (Katarina) Carmen van Haren en Frank Jan Kat – bracht vier speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerde liederen ten gehore. Natuurlijk over het nieuwe muurgedicht en daarnaast over drie recent aangebrachte raamgedichten.

Welk woord heeft ’t voor ’t zeggen?
Wek woord heeft iets uit te leggen?
Het woord is niet steeds aan goede zaak.
Het leven luistert mooier als de stilte spreekt.

zong het duo als intro, zij met harmonica en trommel, hij met gitaar.

Verwondering

Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting, vond het fantastisch dat na drie jaar corona het 22e buitengedicht met een feestelijk samenzijn onthuld kon worden, vertelde ze. “18 muurgedichten en vier raamgedichten, waarvan drie in coronatijd. Het eerste gedicht verscheen in 2012 en sinds dat jaar is het doorgegaan. We willen hiermee Den Haag verfraaien en bijdragen aan leefbaarheid en verbinding. Wie een mooie muur of raam heeft, kan ons benaderen.”

De rode draad bij de gedichten is ‘verwondering’, om de passant rust en ruimte en wat frisse lucht te geven. Buitenpoëzie brengt iets teweeg. Zo hoorde ze van een vrouw, wier dochter was overleden, dat zij, als ze haar ogen liet gaan over de regels van het gedicht van K.L. Poll in de Burgemeester Patijnlaan, weer wat moed kreeg om de dag aan te gaan. En de bewoners van de Surinamestraat misten het gedicht van Rutger Kopland toen het even weg was voor een muurrenovatie zó, dat zij een feestje hielden voor de heronthulling toen het gedicht weer op de muur stond.

Oudste literaire werk

Het gedicht ‘Hebban alle vogala’ staat in de Canon van Nederland. Het gedicht is het oudste literaire werk in de Nederlandse taal. Het is in 1075 geschreven door een Vlaamse monnik die leefde in de abdij van Rochester. Het stond op een bladzijde met penneproeven, woorden en zinnetjes die de monniken schreven om hun ganzenveren pen in te schrijven na het scherp maken. Van Rossum: “Het was al lang een wens van mij om dit gedicht op een muur te krijgen. Het heeft iets ontroerends, omdat het gaat over menselijke verlangens, en omdat het zó oud is en haast bij toeval tot ons is gekomen. Het is of je opeens een stem uit het verleden hoort. K. Schippers heeft er een hedendaagse versie van gemaakt: ‘Iedereen doet het met iedereen, behalve ik en jij, komt er nog wat van?’

De Passato

Ruth bedankte iedereen die had meegewerkt aan de realisering. Herman Kastelein van Real Estate Partners en Berend Westerveld, eigenaar van het appartement op de eerste verdieping, Wilmar Grossouw voor de vormgeving, en letterontwerper Jasper Terra voor het gebruik van zijn letter ‘Passato’. De letter werd speciaal voor dit muurgedicht aangepast. Het letterontwerp verenigt klassiek – gotisch, met een schreef, handschriftachtig – met modern. Ook noemde Ruth Herman en Daan Fool van Studio Güthschmidt Den Haag, en niet te vergeten Gilles Hooft Graafland, lang bestuurslid van de stichting, die het poëzieproject had gestart en ook deze muur had ontdekt.

Muzikale vertolking

Diann van Faassen, dichter en poëtisch duizendpoot, droeg de drie recente raamgedichten van Gerrit Komrij, Jean-Pierre Rawie en Lucebert voor. Elk gedicht werd na het voordragen vertolkt door Duo Katakat. De sfeer en strekking van de gedichten kwamen zowel in de voordracht door Diann als in de muzikale vertaling van Katakat wonderbaarlijk mooi naar voren. Herman Kastelein, de geveleigenaar, vertelde dat hij de gevel in overleg met de bewoners op had laten knappen. Hij had lang nagedacht over de gedichtsuggesties en uiteindelijk was het een van de bewoners, beter gezegd een stelletje, dat de doorslag had gegeven in de uiteindelijke keuze. “Ze waren in de dertig, ze hadden nog geen kinderen, maar waren wel met thema van het gedicht bezig.”

Nadat Katakat, met meezingen van het publiek, het muurgedicht had gespeeld (klik hier voor een video daarvan), was het tijd voor de onthulling. Jan Hein Schouw van de stichting, Cathrien Ruoff uit het publiek, en Herman Kastelein knipten de linten los waarmee een vogel vóór het muurgedicht was opgehangen, zodat die in alle vrijheid een nestje kon gaan bouwen.

Laat u kussen door het nieuwe raamgedicht op Nassauplein 31

Tekst

(Tekst: Jan Hein Schouw)

Het raamgedicht: een nieuwe loot aan de stam van Stichting ArchipelpoëZie. Voor particulieren met een niet te klein raamvlak (minimaal 1 meter breed) op de begane grond. De kosten zijn te overzien, want ArchipelpoëZie neemt de helft voor haar rekening.

Een half jaar geleden zoeken de enthousiaste bewoners van Nassauplein 31 ons op. Dan weten we nog niet dat dit eerste raamgedicht pas een half jaar later zonder veel publiciteit het levenslicht zal zien. Corona is natuurlijk de grote boosdoener. Maar ook zijn de eigenaren niet per se gecharmeerd van een groot opgetuigde onthulling als de eindstreep gehaald is.

Om de poëzie zelf is het hen te doen. Hun eerste mail van 21 februari is kort en bondig: wij zouden graag een raamgedicht hebben. We hebben 3 ramen in de aanbieding. Bij onze kennismaking en verkenning verloochent hun achtergrond zich niet, er is een voorkeur voor een gedicht in de Duitse taal. Wij geven aan tot nu alleen gedichten in het Nederlands en Engels te hebben geplaatst. Duits zou een primeur zijn.

Er worden ons al interessante Duitse gedichten aangereikt. Uit onze eigen longlist kijken wij naar mogelijkheden in het Nederlands. In ons intern overleg maken wij de afweging en kiezen uiteindelijk voor Nederlands. Er is begrip bij de eigenaren voor onze overwegingen en keuze. Duidelijk wordt dat bij het zoeken naar een geschikt raamgedicht de familie intensief meekijkt en -denkt. Leuk. Dichters en gedichten passeren de revue. Gezamenlijk doorlopen we zo, in de lockdown, een wederzijds zorgvuldig keuzeproces.

En dan is daar op 5 mei het verlossende woord: of Gerrit Komrij met Twee Koningskinderen, uit onze longlist, nog als gedicht beschikbaar is? Ja, dat is het, wij zijn blij met een besluit en vinden het een goede keuze. De laatste regel van het gedicht (‘en kuste jij mij, dwars door het gordijn’) past wonderwel voor een raamgedicht.

Het betekent nu werk aan de winkel voor Wilmar Grossouw, onze vaste grafisch ontwerper. Hij kiest voor dit raam het lettertype DTL (Dutch Type Library) Documenta van letterontwerper Frank E. Blokland. Firma Güthschmidt, als altijd goed voor de uitvoering, doet een proef met zwarte en witte letters, zowel binnen als buiten aangebracht. De eigenaren kiezen voor zwarte letters aan de binnenzijde. Bij verschillende weersomstandigheden en posities van gordijn (open/ dicht) en markies (op/ neer) levert dit hier het beste resultaat.

Als altijd wordt de uitgever van de dichter benaderd in verband met de mogelijke vergoeding voor plaatsing. Die kosten proberen wij, als armlastige stichting, ook hier bescheiden te houden.

Op 2 oktober staat er een uiterst beperkt gezelschap op de stoep voor Nassauplein 31. Coen Fool (Güthschmidt) brengt zorgvuldig aan de binnenzijde van het raam de folie aan. Nu gebeurt, wat wij altijd gewild hebben, het publiek laten zien hoe een gedicht op een muur of raam wordt aangebracht.

Met woorden van dank worden over en weer bossen bloemen overhandigd. We zijn blij met het goede proces en met het prachtige resultaat. Het gedicht kan nu zijn werk gaan doen in het publieke domein.

Twee Koningskinderen van Gerrit Komrij toont zich graag aan u, op het Nassauplein 31.

Muurgedicht van Herman de Coninck in de Bankastraat

(verslag: Walter van Teeffelen)

De presentatie van het 18e muurgedicht van de Stichting ArchipelpoëZie vond afgelopen zondag plaats op de hoek van de Banka- en de Soendastraat. Het gedicht is te bewonderen boven de winkel van Gall & Gall, tegenover de Albert Heijn. Vanwege het onvoorspelbare weer begon het allemaal in een feesttent in de Soendastraat.

Ondanks het weer had zich daar een flinke menigte verzameld. Ruth van Rossum, voorzitter van de Stichting ArchipelpoëZie, vertelde dat het een lang gekoesterde wens was om ook een gedicht van De Coninck aan één van de gevels van de Archipelbuurt te zien.

Spelen met woorden

“Herman de Coninck overleed veel te vroeg, in 1997, op weg naar een congres in Lissabon, in het bijzijn van enige andere dichters. Nu spelen de woorden zonder hun meester, dichtte Hugo Claus. De vreugde waarmee Herman de Coninck haast symbiotisch met de taal omgaat is aanstekelijk. Ik ken geen dichter die alles wat een mens in een leven tegen kan komen, zo puur en zo ontdaan van gewichtigheid kan verwoorden. Dansend met taal, de taal het hof makend als het ware, legt hij het zware, het grote, maar ook het zeer kleine open in onze handen.”

De letter die deze keer gekozen was, was de Algebra Display Regular van de ontwerpers Susana Carvalho en Kai Bernau. Voor de mooie uitvoering op de gevel tekenden Elise Kommer en Wilmar Grossouw van De Ontwerpvloot. Ruth van Rossum dankte ook de eigenaren van de muur, de heren Salazar en Buijs, evenals Diederick Bos van de firma Ahold.

Gilles Hooft Graafland

Een bijzonder woord had ze voor Gilles Hooft Graafland, sinds het begin bestuurslid van de Stichting ArchipelpoëZie. “Jij hebt dit project geïniteerd, en je bent vanaf 2012, het jaar waarin ons eerste gedicht - van Rutger Kopland - verscheen, onze penningmeester geweest. Jouw enorme netwerk, het altijd op de uitkijk zijn naar mogelijke muren, en je charmante doch volhardende wijze om muureigenaren te enthousiasmeren, en om fondsen aan te boren, zijn zo belangrijk geweest.” Hooft Graafland draagt nu het stokje over aan een ander. Als blijk van dank kreeg hij een kleurig boeket van 18 rozen: een roos voor elk muurgedicht.

Leven en werk van De Coninck

Biograaf Thomas Eyskens vertelde over leven en werk van De Coninck, naar aanleiding van zijn biografie van De Coninck, Toen met een lijst van nu errond. De biografie verscheen in 2017, en hij had er tien jaar aan gewerkt. Inmiddels was hij, geïnspireerd door het voorbeeld, in 2016 zelf ook een cursus poëzieschrijven gaan volgen, in Nederland, bij de Utrechtse dichter Ingmar Heytze. Toen merkte hij hoe populair De Coninck ook in Nederland nog steeds is. “Alle deelnemers mochten hun meest geliefde gedicht noemen, en wel 5 of 6 keer was dat een gedicht van Herman de Coninck.”
De Coninck’s debuut De lenige liefde zorgde in 1969 in Vlaanderen voor een aardverschuiving. “Herman ‘dynamiseerde’ de taal. Hij schreef nieuwe realistische poëzie. Die was er al in Nederland al sinds eind jaren ’50. Vlaanderen kwam weliswaar later, maar daar had de realistische poëzie een warmer karakter. De lenige liefde werd tien maal herdrukt. Zijn gedichten behoren nu nog bij de meest populaire gedichten in Vlaanderen. In de vroege jaren zeventig wilde De Coninck de grens over, naar Nederland. Het was toen in Nederland de ‘Gouden Eeuw van de Poëzie’ en alle voor hem goede dichters zaten in het fonds van Van Oorschot.”

Rutger Kopland

Herman ontmoette één van die dichters, Rutger Kopland.“ Toen Kopland en De Coninck eenmaal met elkaar in contact geraakten, betekende dat het begin van een levenslange vriendschap. Via Kopland kwam zijn gedichten op het bureau van Van Oorschot. Van Oorschot liet een tiental gedichten eerst in het literaire tijdschrift Tirade verschijnen, dat blad was zijn ‘kweekvijver’. Toen vervolgens de eerste bundel van De Coninck bij Van Oorschot verscheen, in 1975, was Herman een gelukkig mens.” Maar zijn eerste, en ook zijn tweede bundel werden door zowel kritiek als publiek gemengd ontvangen. In Vlaanderen was dat anders, daar omarmde men zijn poëzie. “Waar hij van een bundel in Nederland 700 exemplaren verkocht, was dat in Vlaanderen 4.000. Hij maakte in dit verband ooit de opmerking ‘God leest mijn poëzie graag. Maar God is geen Hollander.’”
De Coninck schreef een emotionele afscheidsbrief aan uitgever Geert van Oorschot, stapte over naar uitgeverij Manteau en werd niet veel later hoofdredacteur van Nieuw Wereldtijdschrift. Hij kreeg opnieuw geen voet aan de grond in Nederland. Er komt verandering als hij zijn nieuwe vrouw leert kennen, Kristien Hemmerechts. Zij heeft dan al twee boeken gepubliceerd die het wel goed doen over de grens en zij helpt hem met nieuwe contacten. Begin jaren ’80 komt hij via redacteur Theo Sontrop in het fonds van de Arbeiderspers terecht en daar verschijnen drie poëziebundels en vier essaybundels. Hij komt aan functies in het literaire festivalcircuit, zoals de Adviesraad van Poetry International. Zo is er dan eindelijk de zo gewenste présence in Nederland.

De Vlaamse Regering

Filip d'Havé, Algemeen Afgevaardigde van de Vlaamse Regering in Nederland, zegt het een eer te vinden uitgenodigd te zijn voor dit evenement. ”De Coninck is één van de grote Vlaamse schrijvers. Zijn gedicht is alweer het derde muurgedicht in deze wijk van een Vlaming. Dat zegt veel over de vervlochtenheid van Vlaanderen en Nederland. Zie ook het Vlaams-Nederlandse huis deBuren in Brussel, het Vlaams cultuurhuis in Amsterdam De Brakke Grond, en het tijdschrift Ons Erfdeel. Er is veel wat ons verbindt. Morgen komt de nieuwe Minister-President van Vlaanderen op bezoek bij zijn collega in Nederland om de onderlinge banden nog eens door te nemen. Ons kantoor zit overigens dichtbij hier, 200 meter verderop. Misschien is het een suggestie om deze wijk om te dopen tot ‘Vlaams Park’, net zoals wat verderop er al het ‘Belgisch Park’ is.”

Kristien Hemmerechts

Kristien Hemmerechts, echtgenote van De Coninck, komt vervolgens aan het woord. “Herman is 22 jaar geleden overleden. Magda, zijn zus, is hier ook aanwezig. Herman was een emotioneel iemand, hij was geen doorsnee man. Enerzijds was hij brutaler dan anderen, anderzijds zachter en gevoeliger. Als dichter en schrijver was hij heel ambitieus, en volkomen overtuigd van zijn talent; hij had wel een zekere arrogantie. Hij heeft veel tegenwind gehad, ook in Vlaanderen. Men vond dat hij te veel woordspelingen maakte; zijn gedichten waren volgens sommigen te eenvoudig. Dat raakte hem, en in de negen jaar dat we hebben samengewoond, ging het bijna elke dag wel over de erkenning voor zijn poëzie.”
“Je kunt je niet voorstellen hoe blij Herman geweest zou zijn met dit gedicht aan een Haagse gevel. Hij zit nu hoog op een wolk te glunderen. Ik ken veel mensen die ontroerd zijn door juist dit gedicht. Herman kon genieten van kleine dingen, zijn dochter, de poes, de tuin. Daar gaat het ook in dit gedicht over. Sommigen vinden zijn poëzie iets religieus hebben.”
Herman was misschien wel de minst georganiseerde man op de aarde, gaat ze verder. “Hij moest af en toe in Den Haag zijn voor een bespreking. Het staat me nog voor de geest dat we dan op het antwoordapparaat van de telefoon een wanhopige stem uit Den Haag konden horen: ‘Meneer De Coninck, meneer De Coninck, waar bent u?’ Het antwoord is nu gegeven: meneer De Coninck is hier, in de Bankastraat.”

Laura de Coninck

Zijn dochter Laura de Coninck, kunstenaar in Antwerpen (zie www.lauradeconinck.com), die zich binnenkort ook in geurkunst gaat verdiepen, leest twee gedichten van haar vader voor: De dood heeft mij een aanzoek gedaan en Gedicht over Jan Fabre. En dan begeven we ons naar de Bankastraat voor de onthulling van het gedicht.
Het gedicht staat al op de muur, maar eronder is een raam in de gevel afgedekt door een luikje, met in rode letters Poëzie Archipel erop. Het luikje wordt door Laura en Kristien weggetrokken en daar zien we het gezicht van Herman de Coninck: een fraaie foto van fotograaf Jos Vossius. Dochter Laura leest het gedicht voor:

O, ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
Zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien.
Zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
Leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.

Eerste raamgedicht een feit

(verslag: Walter van Teeffelen)

Na 16 muurgedichten kwam Stichting ArchipelpoëZie met een nieuwe variant: een raamgedicht. Het raamgedicht is te zien op het grote raam van het pand Atjehstraat 13. Vroeger, te beginnen in 1923, zat er een vestiging van de ‘s-Gravenhaagsche Melkinrichting De Sierkan, later kwam er een drukkerij en daarna een IT-bedrijf. ArchipelpoëZie wilde de raamgedichten-lijn uitproberen en één van de bestuursleden van de stichting stelde het raam ter beschikking zodat het aanstaande verbouwingsproces van de ruimte van buiten ongemerkt zou kunnen verlopen. Het gedicht zou liefst wel moeten verwijzen naar de vroegere functie van het pand.

Nieuwe loot aan de stam
Dat is gelukt. “Het is een nieuwe laagdrempelige loot aan de stam, het raamgedicht”, zei Ruth van Rossum, voorzitter van ArchipelpoëZie, “en geïnteresseerden kunnen zich bij ons melden. Een raamgedicht kost rond de 300 euro, en als de geïnteresseerde eigenaar de helft betaalt, neemt de Stichting de andere helft voor haar rekening.”

Lyon Text
Ook voor de raamgedichten hanteert ArchipelpoëZie de combinatie van goede poëzie en vooraanstaand letterontwerp. De letter was deze keer de Lyon Text van de hand van Kai Bernau. Van Rossum: “Kai Bernau is in 2007 afgestudeerd aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. De Lyon Tekst is geïnspireerd door het werk in de 16e eeuw van Robert Granjon. De letter wordt gebruikt door de New York Times voor enige van zijn tijdschriften onder andere het New York Times Magazine.”
Wilmar Grossouw van de Ontwerpvloot had de letter gekozen voor het ontwerp van het raamgedicht en Studio Güthschmidt had de praktische uitvoering van het plaatsen van het gedicht op een wit folie achter het raam voor zijn rekening genomen.

Piet Paaltjens
Het gedicht was van de hand van François HaverSchmidt, die behalve dichter ook predikant was. Zijn gedichten verschenen onder het pseudoniem Piet Paaltjens. “In de periode 1850 – 1852 schreef hij de ‘IMMORTELLEN’, waarvan de Romeinse nummering suggereert dat er 100 van zouden zijn. Er zijn er – voor zover bekend – maar 10 van gepubliceerd. Op het raam staat Immortelle XLIX, nummer 49.”
Wie gaat het gedicht onthullen? Een overbuurvrouw stapt naar voren. Zij krijgt gezelschap van een andere buurtbewoner en geeft een korte toelichting. “Als kind woonde ik al hier en zag aan de overkant de Melkinrichting volop functioneren. Iedere ochtend kwam er een handkar waar vanuit bussen melk werden afgeleverd. Twee keer in de week kwam een ijswagen met grote blokken ijs. Die kochten de mensen ook – in kleinere stukken – bij de Melkinrichting. Er waren toen nog geen ijskasten.”
Na enig trekwerk is het buitenfolie verwijderd en zien we het gedicht:

IMMORTELLE XLIX
Wel menigmaal zei de melkboer
Des morgens tot haar meid:
‘De stoep is weer nat.’ Och, hij wist niet,
Dat er ’s nachts op die stoep was geschreid.

Nu, dat hij en de meid het niet wisten,
Dat was minder; – maar dat zij
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij.

Piet Paaltjens

De toeschouwers moesten het gedicht even tot zich door laten dringen. Wie is ‘zij’? De meid van de melkboer? De vrouw van de melkboer? Een geliefde van de dichter? Ruth van Rossum: “Mooi, dat het gedicht tot enig nadenken en navragen leidt. Ik kan wel verklappen dat er vier personen in het spel zijn.”

Onthulling 16e muurgedicht stichting ArchipelpoëZie

(verslag: Walter van Teeffelen)

Afgelopen zaterdag vond de onthulling van het 16emuurgedicht van de stichtingArchipelpoëZieplaats. De nieuwste locatie bevindt zich op de hoek van de Delistraat en de Koninginnegracht. Een pand van drie verdiepingen.

Bijna de hele gevel heeft ingemetselde wit geschilderde ramen. Genoeg ruimte voor diverse gedichten, maar in overleg met de gemeente was ervoor gekozen om op één van de blinde ramen een gedicht aan te brengen. De straat was al heel tevreden met dit exemplaar.

HTM trammetje

Het witte vlak op de begane grond helemaal rechts was afgeplakt met grijsbruin papier. Daaronder bevond zich het 16emuurgedicht. Toen ik aankwam bevond zich daar al een behoorlijke menigte mensen, in spannende afwachting van wat zou gaan gebeuren. Schuin over de straat hingen linten gekleurde vlaggetjes. Een zandkunstenaar, Jaap Tichler, was bezig aan definishing touchvan een zandsculptuur met een klassieke HTM tram van voor de oorlog.

Er stopte vervolgens een echte vooroorlogse HTM tram. Daaruit kwamen vele kinderen met hun knuffels, samen met twee muzikanten, duo Katakat, die zich al spelend naar de muur begaven. De tram had een hele tocht door de stad gemaakt, en de jonge gasten voor de onthulling waren op verschillende plekken ingestapt. Onderweg was er muziek, Katakat had zelfs een tramlied gecomponeerd.

Marco, samen met Mohana bewoner van het muurgedichtenpand, vertelde hoe een en ander tot stand gekomen was. Ze hadden flink gezocht naar een geschikt gedicht en een passende ontwerper. Het moest deze keer een gedicht speciaal voor kinderen zijn. Ze waren uitgekomen bij de kinderboekenschrijfster Lizette de Koning – auteur van de serie Job en Keetje– en ontwerpster Anne Ligtenberg. Ligtenberg had een speciaal ontwerp gemaakt dat ook geschikt was voor mensen met dyslexie.

Recordtijd

Het gedicht was tot stand gebracht in een recordtijd van drie maanden. Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting ArchipelpoëZie, vertelde dat Mohana en Marco aanwezig waren bij de onthulling van het vorige muurgedicht, in de Batjanstraat. Daar gaven ze aan dat ze in hun straat, op hun huis ook een muurgedicht wilden. Er ontstond een enthousiast samenspel met veel creativiteit en daadkracht, dat ertoe leidde dat het gedicht nu onthuld kon worden.

Ook het aanbrengen van het gedicht ging in een recordtijd. Herman en Daan Fool (van Studio Güthschmidt) schilderden dit keer het gedicht live op de muur, om belangstellenden te laten ervaren hoe zoiets in zijn werk gaat.  Ze hadden het in  twee uurtjes voor elkaar. Daan Fool vertelde later hoe ze dit deden, en uit zijn verhaal bleek wat een vakmanschap gecombineerd met moderne techniek er bij hun werk komt kijken.

Gedichtenwedstrijd

Er was  ook een gedichtenwedstrijd georganiseerd op de Da Costaschool en het Haags Montessori Lyceum. Bij de onthulling werden de winnaars bekend gemaakt. Zij mochten hun eigen gedicht voorlezen. Juliet won de eerste prijs met Mijn knuffeltje, Emma de tweede met Mijn knuffelen Anouk (en Mia die er niet bij kon zijn) de derde prijs met Knuffel. De dochter van Marco en Mohana had ter gelegenheid van de onthulling ook een gedicht geschreven, dat ze voorlas: Lieve warme vriend, over… haar knuffel.

Dyslexie

De vormgever, Anne Ligtenberg, vertelde dat ze dyslexie heeft. Samen met collega-ontwerper Mats Horbach had ze een boek gemaakt om mensen  te laten zien en ervaren hoe het is om dyslectisch te zijn. Bij haar ontwerp voor het muurgedicht had ze ervoor gezorgd dat het goed te lezen was voor dyslectici. ”Ik heb een open lettertype gekozen en de ruimte tussen de regels groot gemaakt. De letters heb ik met de hand geschreven, elke letter anders. Het lijkt alsof de letters een beetje aan het dansen zijn.”

Martine Schaap van uitgeverij Ploegsma, de uitgever van de serie Job en Keetjevan Lizette de Koning, ging de onthulling verrichten. Dat deed ze samen met de winnaars van de gedichtenwedstrijd. Ze vertelde hoe ze zelf van gedichten was gaan houden. “Op de basisschool moesten wij als kinderen gedichten voorlezen. Ik koos het gedicht over Juffrouw Scholten die van de warmte was gesmolten op de Dam. Ze was zelfs uitgelopen, als boter. Ik vond het knap dat het woordje ‘uitgelopen’ in twee betekenissen was gebruikt. Ze was uitgelopen, zoals mensen bij het paleis op de Dam uitlopen om de koningin of koning te zien. En daarnaast was ze door de warmte ook nog eens uitgelopen. In het gedicht dat ik ga onthullen zit ook een woord met twee betekenissen. En ook nog een werkwoord dat eigenlijk niet kan. Grappig!”

Ze liep met de kinderen naar het gedicht en samen scheurden ze het papier weg. Daar stond het gedicht van Lizette de Koning.

Het was een stralende middag, door de heerlijke nazomerzon én door alle feestelijkheid. Muzikantenduo Katakat speelde na de onthulling nog vele vrolijke liedjes, eerst in het Nederlands en vervolgens in het Engels, terwijl alle aanwezigen nog lang napraatten over de hele gebeurtenis.

Het gedicht

 

Lijn 9


ik stapte uit

Konijn reed door

vergeten

in de tram

hij mist zijn linkeroor

en ik mis hem

 

 

Voor meer informatie over het Dyslexie boek van Anne Ligtenberg en Mats Horbach:

http://www.anneligtenberg.nl/dyslexie.html

Vijftiende muurgedicht in de Batjanstraat

Verslag: Walter van Teeffelen

De Stichting ArchipelpoëZie houdt het tempo er goed in. Afgelopen zaterdag was de onthulling van het vijftiende muurgedicht in de Batjanstraat, een zijstraat van de Riouwstraat.

Het weer was onverwacht zonnig. Het gedicht – in het Nederlands en het Engels – was al te zien, met eronder een rechthoekig kunstwerk dat ik door de grote menigte niet precies kon onderscheiden. Ongetwijfeld een werk van Jan Hein Schouw, bestuurslid van de Stichting.

Founding fathers

Een behoorlijke menigte had zich verzameld inclusief inmiddels de burgemeester, mevrouw Pauline Krikke, en de presentatie kon beginnen. Voorzitter Ruth van Rossum vergeleek de bijeenkomst met de première van een nieuwe productie, die, net als Joop van den Ende-producties, heel lang zal draaien. Ruth vertelde nam de aanwezigen mee in the making of, alles wat vooraf gaat aan zo’n première, door de personen voor te stellen die hierin belangrijke rollen vervulden.
“Het begon met het idee van de omwonenden. Men wilde graag een gedicht van de Haagse dichteres Pem Sluijter (1939-2007) hier op de muur. De founding fathers Clemens van Nispen tot Sevenaer, Bram Rutgers, en David Dunham, mobiliseerden de buurt en gingen aanvullende fondsen werven. ”

De muur

Immers, de beoogde muur moest eerst grondig onderhanden worden genomen: er moest een complete nieuwe onderlaag komen. Gelukkig toonde aannemer Rob Hoogendoorn – ondanks de krapte in de bouw – zich bereid het karwei te klaren. De letter die deze keer gekozen was, was de Flex van Paul van der Laan, een schreefloze letter die goed bij het gedicht Nachtbraak paste. Het ontwerp van het gedicht op de muur kwam weer van Wilmar Grossouw van De Ontwerpvloot en Herman en Daan Fool van Studio Guthschmidt hadden de gedichten op de muur geschilderd.

Vriendin Anastasia Hacopian

Nadat Ruth van Rossum de financiers (Gemeente Den Haag, Fonds 1818, Gravin van Bylandt Stichting en meer dan 100 mecenassen uit de buurt) had bedankt, was het woord aan Anastasia Hacopian, een goede vriendin van Pem Sluijter. Ze vertelde dat ze pas na haar dood de omvang van de persoon Pem Sluijter kon bevatten. “Haar nalatenschap ben ik nu, meer dan tien jaar later nog steeds aan het ontdekken.”

Pem Sluijter was journalist geweest, bij Het Parool. Anastasia: “Toen Pem bij Het Parool werkte, woonde ze in een studentenhuis aan de Amsterdamse Bloemgracht. Op een avond zat ze in het trappenhuis een appel te eten. Bram kwam thuis en ontmoette Pem daar. Hij vroeg haar om naar De Sociëteit te gaan. Daar werd Pem hartelijk begroet door de jonge mannen. Allemaal bekenden. In de woorden van Bram, ‘was ze gelijk weg’. Maar het verhaal eindigt goed. Om drie uur ’s ochtends liepen Bram en Pem samen door de straten van het nachtelijk Amsterdam naar huis. Dat deden ze vaker. Daar gaat het gedicht Nachtbraak over: de jonge, onbekommerde liefde. Als je het gedicht leest, loop je met dat stel mee. Je kijkt naar het weifelend daglicht en je wilt nog niet naar huis.
Dat gevoel kennen we allemaal. Het gevoel van vreugde dat zo sterk wordt, dat het je kwetsbaar maakt. Durf je in dat gevoel te duiken, kom je in een tijdloze kloof. Pem noemt het ‘een zweven in het niets’. Aan één horizon zie je het begin van ons bestaan, aan de andere horizon zie je het einde. Dat is de aangrijpende boodschap van dit gedicht:

Sterven en geboren worden
liggen in een wieg.

Ik zag Pem voor het laatst ruim tien jaar geleden. Ik was hoogzwanger. We zaten te lunchen en Pem vroeg me waar ik over schreef. Over mijn moeder, vertelde ik. Ze was net na twee lange jaren van ziekte overleden. Ik was niet verdrietig. Ik was opgelucht dat ze niet meer leed. Pem knikte en zei dat ze dit goed begreep.”

Een kleine maand later hoorde ze dat Pem was overleden. Anastasia schrok er niet van, want ze was ‘bevriend’ met de dood. Ze had haar moeder langzaam zien sterven en tijdens het verzorgen van haar baby vaak teruggedacht aan haar moeder. “Hoe vaak heb ik mijn baby verschoond met het gevoel dat ik naar het leven en de dood stond te kijken? (..) Hoe vaak heb ik als kersverse moeder aan de laatste regels van het gedicht gedacht?”

(Klik hier voor de volledige toespraak van Anastasia Hacopian)

De burgemeester

Het woord was aan burgemeester Pauline Krikke. Ze wandelde ’s avonds vaak nog een rondje, vertelde ze, en stuitte telkens weer op muurgedichten. Ze vond het mooi hoe een muurgedicht je altijd iets lijkt te zeggen wat past bij je stemming van het moment. Als ze een paar weken later weer langs een muurgedicht kwam waar ze al een keer eerder geweest was, sprak dat gedicht nog steeds aan, ook al was ze in een andere stemming. Een gedicht kan kennelijk meer associaties oproepen. Dat gold ook voor het gedicht Nachtbraak. Ze complimenteerde het bestuur van de stichting, de bewoners en iedereen die bijgedragen had aan de totstandkoming.

Pem Sluijters echtgenoot dankte de burgemeester en gaf haar twee bundels van Pem, Nachtbraak en Het licht van Attika. Zoon Theodoor droeg het gedicht in de Nederlandse versie voor en Anastasia Hacopian de Engelse versie. Het was tijd voor de onthulling en toen zag ik het kunstwerk beter: gouden ballonletters PEM in een fraaie gouden lijst.

Het gedicht:

Nachtbraak

Toen wij ongebreideld door jaren
dansten en praatten,
kwam onvermijdelijk het weifelend daglicht
onze kleine uren binnen.
Wij wilden niet naar huis en zagen
de nacht vervluchten.

Tijdstip gevuld met
het afwezige bestaan van
hemellichamen, zweven in het niets
gaf een schok van herkenning.

Sterven en geboren worden
liggen in een wieg.

– Pem Sluijter

En toen was het tijd voor de borrel.

Muurgedicht Peter Berger onthuld

Verslag: Walter van Teeffelen

Peter Berger was een markant persoon in Den Haag. En door de onthulling van het meest recente, alweer het 14e, muurgedicht van de stichting ArchipelpoëZie, kwam hij weer helemaal tot leven.

Op het Lissabonplein, te bereiken via een steegje van de Denneweg, was het gedicht nog verscholen achter een grote schildering van een kop thee – een verwijzing naar de theekopjes in het gedicht. De schotel was grijs, wit en blauw, de kop blauw en de thee geel en bruin. Het doek werd op spanning gehouden door drie cirkels en twee horizontale stukjes. Opnieuw een mooi kunstwerk van Jan Hein Schouw, bestuurslid van de stichting ArchipelpoëZie.

Bierviltjes

Ellen Fernhout, die Peter Berger goed gekend had, sprak het openingswoord. “Een muurgedicht van Peter op deze plek is een lang gekoesterde wens van de Haagse Kunstkring en het Buurtschap Centrum 2005. In dit gebied lagen de roots van Peter, hier kende hij vele mensen. Inmiddels is het 17 jaar geleden dat hij is overleden.”

Ze memoreerde de prachtige herdenkingsavond die na zijn overlijden werd gehouden met Tatiana Radier en Yvonne Keuls. “Peter’s poëzie is eigenlijk nooit weg geweest. Ruud Hisgen, mijn collega op de Haagse Kunstkring opperde zeven jaar geleden het idee om een gedicht van Peter Berger in ‘zijn’ buurt te plaatsen. Het moest zijn gedicht Lama’s zijn.”

Tot hun geluk kwamen ze in contact met de stichting ArchipelpoëZie. De stichting wilde graag meewerken. Fernhout: “Peter Berger zei over zijn dichterschap: ‘Het hoeft niet, maar ik zou ook niet zonder kunnen.’ Hij schreef overal en altijd gedichten. Op bierviltjes, vergaderstukken, in de marge van de krant, op suikerzakjes. Veel verdween er in de prullenbak. We hebben honderden kladjes gered. Het Lama-gedicht is begonnen op een suikerzakje.”

 

Eames Century Modern

Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting, vond het fijn dat er zo veel mensen waren gekomen. “Het zaadje is geplant bij de onthulling van het tiende muurgedicht, in de Kanonstraat, hier vlak bij in Buurtschap Centrum 2005. Dit zien wij graag: initiatieven van mensen met een idee voor een gedicht in de openbare ruimte, en vervolgens gaan we samen optrekken. Twee dagen geleden was er op deze muur nog niets en ineens is het er. Ik vind het iedere keer weer magisch. Nu we al 14 muurgedichten hebben kun je je eigen wandeltocht langs de gedichtenmuren samenstellen: op onze site kun je zien waar de muurgedichten zich bevinden.”

Elk gedicht heeft een eigen letter. Dit keer was het de Eames Century Modern, ontworpen door Erik van Blokland. Van Rossum: “Een krachtige en prachtige letter, geïnspireerd door het werk van Charles en Ray Eames.“ Ze laat stoelen zien die door het echtpaar Eames werden ontworpen. Van Blokland studeerde op de Koninklijke Haagse Academie van Beeldende Kunsten en werkt er nu als leraar. Hij ontwierp een letter die zichzelf verandert, de Beowulf. Wilmar Grossouw, de vaste ontwerper van onze stichting, heeft bij Erik van Blokland gestudeerd.”

Erik van Blokland bij de muur met zijn Eames Century Modern

In zijn nopjes

In het panden rond het Lissabonplein zijn ateliers van beeldend kunstenaars gevestigd, onder andere dat van Paul Combrink. Dertien jaar lang was hij voorzitter van de Haagse Kunstkring. Nu kon hij vanuit zijn raam op de eerste verdieping uitkijken naar het gedicht. Hij had Berger goed gekend vertelde hij.

“Peter Berger was een bijzondere man”, begon hij. “Ik kan van alles over hem zeggen. Hij was een bekend brokkenpiloot. Hij zou helemaal in zijn nopjes zijn geweest dat een gedicht van hem hier op de muur is gekomen. Hij hoort hier, te midden van de beeldend kunstenaars. Hij heeft honderden recensies geschreven. Zijn krant, Het Vaderland, bevond zich hier om de hoek. Hij vond het erg dat de krant moest verdwijnen. Ik herinner me een stuk van hem in één van de laatste edities waarin hij de verantwoordelijke voor de krant vergeleek met Heer Bommel. Peter Berger, geboren in Abcoude, kwam op zijn 15e naar Den Haag, en met deze stad heeft hij zich vereenzelvigd.”

Combrink ging kort in op zijn literaire loopbaan. “Zijn eerste gedichtenbundel, Deze voorlopige naam, verschenen in 1962, kreeg de Anne Frank Prijs. Daarna volgden meerdere bundels en publicaties over beeldende kunst, over bijvoorbeeld Karel Appel en Piet Ouborg. Zijn cursiefjes zijn gebundeld in Alle mensen. Na zijn tijd bij Het Vaderland ging hij naar het ministerie van CRM/OCW om daar hoofd Letteren te worden. Daar bleef hij tot zijn overlijden. In het blad van de ambtenaren, de Cultuurbarbaar schreef zijn collega Chris Ronteltap: ‘Peter is een vat vol tegenstrijdigheden’. Dat begrijp ik. Hij was alles behalve een ambtenaar, een flamboyant type met een karakteristieke kop. En wat hij zei was raak, als hij wat zei bleef dat lang hangen.”

Koffertje geconfisqueerd

Combrink vertelt een anekdote over een journaliste die haar stukken baseerde op het confisqueren van koffertjes van bekende Nederlanders. Daar schreef ze dan een stukje over. “Zo maakte ze ook het koffertje van Peter Berger buit. Ze trof daarin slechts twee detectives aan. ‘Hoe kan het dat het hoofd Letteren van het Ministerie van Cultuur zulke flutromannetjes leest? Ik heb medelijden met de leraar die Peter Berger vroeger de Nederlandse literatuur heeft moeten bijbrengen.’ Twee weken later in de NRC was er ingezonden brief van de leraar van Peter Berger. ‘Ik heb nog steeds de beste herinneringen aan deze bijzonder goede leerling. Voor zijn eindexamen Gymnasium alfa haalde hij voor zijn mondeling een 10.’” Combrink had nog even gegoogled naar de naam van de journaliste. Zij bleek van beroep te zijn veranderd en zich nu bezig te houden met het vervaardigen van pasteitjes.

RAMP

Ruud Hisgen, schrijver, dichter en vertaler ging vervolgens klaarstaan om het gedicht onthullen. En of Berger er de hand in had, viel precies op dat moment het kunstwerk met de kop thee neer – Hisgen werd net niet geraakt. Hisgen, ad rem: ‘Ik ben blij dat Peter Berger zelf deze onthulling heeft gedaan.’

Hisgen vertelde blij te zijn dat het bestuur van de stichting had besloten dit gedicht op de muur te plaatsen. “Dit is een van mijn favoriete gedichten. In 1985 heb ik Peter Berger geïnterviewd voor het tijdschrift RAMP. Berger zei toen dat in poëzie de gewoonheid van dagelijkse dingen moet zitten. De paradox gewoon en bijzonder, daar gaat ’t bij hem om. Gedichten moeten er zo gewoon mogelijk uitzien.”

 

In een introductie bij de bloemlezing Paradox had Berger gezegd dat ‘de dichter mens moet worden tussen de mensen.’ Hisgen: Hij maakte deel uit van de generatie na de vijftigers, hij noemde het de tijd van de ‘romantische impasse’. Daartoe behoorden onder andere Kopland, Judith Hertzberger, Aad Nuis, K. Schippers, Johnny the Selfkicker, Bernlef en Jacq Hamelink. Berger zag de jongerenrevolutie opkomen. Daar zat spanning en er zat ook spanning in het ‘veld’ tussen zijn poëzie en het werk voor het ministerie. Hij zei altijd: ‘Een gedicht moet er in één keer uit komen. Je kunt nog wat priegelen met een paar woordjes, maar niet te veel.’ Hij zei te lui te zijn voor wat hij noemde ‘raadselpoëzie’.

Het Lamagedicht

Over naar het gedicht. Het had geen officiële titel, maar ging door het leven als het ‘Lamagedicht’. “Een typisch Berger gedicht. In 1980 wilde het tijdschrift RAMP een ‘Haagse Dames Nummer’ uitbrengen. We vroegen Peter om een bijdrage en hij kwam met dit gedicht.  Je kunt het op verschillende manieren lezen. Eigenlijk gaat ’t helemaal niet over lama’s, maar over Haagse dames. Hij vond ze soms irritant, ze hadden volgens hem een bepaalde mate van hypocrisie.“

We zien de tekst:

ik zag ze, op weg zijnde
naar Wassenaar
en ik zie ze nog deinen
door het verloren geraakte gedichtje
ter plekke op het verdwijnende suikerzakje

die lama’s op een gepacht stuk gras
die lama’s met hun ogen vol zachte verachting
het is ze aan te zien, ze kunnen spugen
zoals Haagsche Dames theedrinken

de bovenlip zo proevend gemaakt,

zo voor verfijning en weerzin;

zo ook ademen die lama’s
met kleine slokjes
zo ook lopen ze met reumatische  sierlijkheid
luxe kamelen
uit een ongeschoren vlakte

 

Hisgen ging nog op een paar aspecten in, te beginnen met het suikerzakje, waar Berger vaak gedichten op begon te schrijven. “Van eind jaren ’50 tot halverwege de jaren ’70 was de glorietijd van het suikerzakje. Ieder bedrijf liet een eigen suikerzakje drukken. Nu verdwijnt het langzaam als fenomeen.”

Dan de lama’s op de weg richting Wassenaar. “Hoe lang staan de lama’s langs de N44? Ze blijken er al te staan sinds 1900. Toen was het mode exotische dieren en planten te hebben. Ze zijn van de familie Jochems. Op dit moment worden de dieren door Cornelie Jochems verzorgd. Maar eigenlijk neemt Berger niet de lama’s, maar de Haagse dames op de korrel.”

Ten slotte zong gitarist Anne-Tjerk Mante, ook wel Amante, het Lamagedicht. Alhoewel het gedicht niet rijmde klonk het verrassend goed. Tot tweemaal werd het refrein herhaald.

Onthulling muurgedicht Vasalis

Verslag: Walter van Teeffelen

Afgelopen zaterdag, 8 juli, werd in de Kerkstraat een nieuw muurgedicht onthuld. Het was het gedicht ‘Zachter’ van Vasalis, waarin zij schrijft over strand, zee en een boom vol vogels. Voor het gedicht hing een zacht wiegend groen kunstwerk, als symbool voor de paradijsboom in het gedicht, gemaakt met groen gaas, groene buizen die eindigden in perfecte cirkels, en groene vogeltjes.

Was het een van de betere werken van Auke de Vries? Of was het wellicht gemaakt door de uitvinder van het Strandbeest Theo Jansen? Nee, het werk bleek te zijn gemaakt door Jan Hein Schouw, die deel uitmaakt van de Stichting ArchipelpoëZie. Het gedicht was alweer het dertiende in de reeks, vertelde Ruth van Rossum, de aanvoerder van de stichting.

Strand, zee, boom

We bleken ons te bevinden in een Haagse culturele Bermuda Driehoek, met achter onze rug het pand van Crossing Border, rechts de repetitieruimte van NT Jong, en vóór ons de witgeverfde muur met het gedicht en de paradijsboom. Het zonnetje scheen en mensen uit de buurt en erbuiten waren in flinke getale opgekomen.

Het gedicht was gekozen door de eigenaar van de muur, Pieter Hasekamp, zijn vrouw Katja en hun zoon Luc. Pieter Hasekamp: “We zijn gevraagd. We vonden het een leuk idee, want ons huis had een kale muur die vroeg om invulling. Een gedicht paste daar wel in, ook in deze omgeving. We kregen goede suggesties voor gedichten, maar zochten ook zelf. In de boekenkast van mijn ouders vond ik de bundel ‘Vergezichten en gezichten’ van Vasalis. Daarin las ik het gedicht ‘Zachter’ en ik wist meteen: dat is het. Het gaat over het strand, de zee, een boom, vogels, meeuwen. Het gedicht gaat met de titel en de oproep om meer te luisteren een beetje in tegen de tijdgeest, en dat leek me wel gewenst.”

De Lava

De letter van het nieuwe muurgedicht is de Lava, vertelde Ruth van Rossum. “Hij is ontworpen door Peter Bil’ak, die oorspronkelijk uit Tsjecho-Slowakije komt. Bil’ak, verbonden met de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, werd geboren in 1973. Sinds 1999 heeft hij een eigen ontwerpstudio, Typotheque. Hij is een echte uomo universale. In 2004 ontwierp hij voor de PTT een iconische postzegel die een stilering is van Nederland, bezien vanuit een vliegtuig. In 2012 begon hij het magazine ‘Works that Work‘, waarvoor hij een nieuwe letter ontwierp. Dat is de letter die we gekozen hebben.” De keuze werd gedaan door Wilmar Grossouw, de ontwerper van de Stichting ArchipelpoëZie. Hij besloot de titel cursief te plaatsen, vanwege het ‘zachte’ van het gedicht.

Vader Leenmans

Maaike Meijer, Neerlandica en literatuurwetenschapper, specialist in gender en diversiteit, maar nu gepensioneerd, vertelde ons meer over Vasalis en haar leven. Ze schreef er een biografie over van maar liefst 898 pagina’s. “Vasalis is in Scheveningen geboren”, begon ze. “Haar vader, Hal Leenmans, was een veeleisende maar warme persoon. Hij onderwees geschiedenis aan het Gymnasium Haganum. Vaak wandelde hij met zijn dochter door deze buurt en dan vroeg hij haar ‘Wat lees je?’ Margaretha, vaker Kiekie genoemd, antwoordde dan bijvoorbeeld: ‘Herman Gorter’. Waarop haar vader reageerde: ‘Heb je nog niet het boek van Burckhardt over de ontwikkeling van de cultuur in de renaissance gelezen?’ ”

Vasalis’ ouders waren vrijzinnige socialisten. In Leiden ging Vasalis medicijnen studeren, en daarnaast etnologie, tegenwoordig is dat antropologie. Meijer: “Ze wilde tropenarts worden, weg uit burgerlijk Nederland”.

De waanzin

In haar dagboeken schreef ze: ‘Ich möchte mich verschwenden’, naar aanleiding van het bekende lied ‘Ich bin von Kopf bis Fuß’ van Marlene Dietrich. En ergens anders: ‘Ik zoek een ideaal, waar is het?’ Meijer: “Haar gedichten uit die tijd gaan over het zoeken naar de grens: de dood, geboorte, de zee. Ze kreeg les in psychopathologie en ontdekte de wereld van de waanzin, psychose en droom. Toen dacht ze: ‘Ik hoef niet meer naar de tropen. Het vreemde zit in onszelf.’”

Ze wordt psychiater in Santpoort. Ze is inmiddels getrouwd met Jan Droogleever Fortuyn. In de oorlog doet ze dingen in het verzet. Als haar zoontje sterft heeft ze daar veel verdriet van. Ze verwerkt het in gedichten. Maar naast verdriet is er ook plaats voor vreugde en vooral onverschrokkenheid. ‘Je moet voelen, daar gaat het om in het leven’, vond ze. Meijer: “Ze had twee levens: een buitenleven en een binnen-leven. De rode draad vormde het zoeken naar ontgrenzing. Op die manier kwamen bij haar dood en geboorte bij elkaar.”

Regressie

De stijlfiguur oxymoron, die twee tegengestelde dingen combineert, paste bij haar. “Ze was in zekere zin boeddhistisch, combineerde volheid met leegheid. Veel van haar gedichten kwamen voort uit haar dromen. Ze droomt de gedichten letterlijk, daarom komen ze zo natuurlijk over.”

Naar aanleiding van haar ervaringen in psychiatrisch ziekenhuis Santpoort schreef ze het gedicht ‘Idioot in het bad’. “Dat was een grenservaring van een patiënt die in het bad, als was het een baarmoeder, even tot zichzelf kon komen.  Zelfs had ze zo’n ervaring ook en schreef daarover ‘Regressie in de supermarkt’. Ze wilde even heel klein zijn en de hand van haar vader in haar nek voelen. Het gedicht ‘Ouderdom’ gaat paradoxalerwijs over een jong vogeltje dat op de rand van het nest staat, klaar om uit te vliegen. Vaak verschijnt haar moeder in haar gedichten, altijd rustig, altijd aanwezig als de zee.”

Vogels zingen een voor een

Het is tijd voor de onthulling van het gedicht.  Met een knip komt het kunstwerk, de groene paradijsboom, los en blijft mooi voor het gedicht schommelen.

Tot slot horen we Janne Schra het gedicht zingen, waarbij ze het refrein diverse keren achter elkaar herhaalt: ‘Vogels, die zingen een voor een, niet tegelijk, en luistrend naar elkaar.’

 

Twaalfde muurgedicht op muur Internationale Basisschool HSV

Verslag: Walter van Teeffelen

Vele tientallen kinderen van de Internationale Basisschool HSV aan de Nassaulaan waren met hun onderwijzers en diverse ouders present bij de feestelijke onthulling van het twaalfde muurgedicht.

Nog nooit waren er zoveel mensen van de partij bij de onthulling van een muurgedicht van de Stichting ArchipelpoëZie. Ook wethouder Ingrid van Engelshoven en Adrian J. Pratt, cultureel attaché van de Amerikaanse ambassade, waren erbij. De kinderen lieten bij de onthulling goed van zich horen. Twee meisjes en twee jongens reciteerden het gedicht Yesterday is History van de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson.

Emily Dickinson

Het gedicht staat in twee versies op twee naastgelegen hoekmuren aan de achterkant van de school: de originele versie in het Engels en daarnaast, op de andere muur, de Nederlandse versie – een vertaling van Peter Verstegen. Vanaf de Mauritskade is het gedicht duidelijk te zien.

Toen Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting ArchipelpoëZie, de jongens en meisjes vroeg wie zich weleens gewaagd had aan het maken van een gedicht, gingen vele vingers omhoog. Mooi, vond Ruth, want gedichten schrijven is spannend en opwindend. Ruth vertelde in het Engels dat Emily Dickinson in 1830 werd geboren. Ze was ongetrouwd en leefde als een kluizenaar om zich te wijden aan het schrijven. Ze schreef niet minder dan 1800 gedichten. Tijdens haar leven werden er maar zeven gepubliceerd, zonder dat haar naam daarbij genoemd werd nota bene. Pas na haar dood, meer dan 100 jaar later, kreeg ze de erkenning die ze verdiende.

De Caecilia

De letter is ontworpen door een echte professional, Peter Matthias Noordzij. “Hoe lang denken jullie dat hij erover heeft gedaan?” De antwoorden varieerden van een uur tot tien jaar. De laatste zat er het dichtstbij, want Noordzij had zo’n acht jaar aan de letter gewerkt. Van Rossum: “Hij noemde de letter Caecilia, naar zijn vrouw Cécile. Als je goed kijkt zie je dat lettertypen allemaal anders zijn, en net als mensen verschillende karakters hebben. Bij de Caecilia is elk onderdeel van de letter, ook de schreven, even dik. De meeste chocoladeletters die ter gelegenheid van Sinterklaas worden gemaakt zijn Caecilia letters.”

Schooldirecteur Frans de Jong gaf het woord aan wethouder Ingrid van Engelshoven. Zij vertelde erg blij te zijn, om een aantal redenen. Op de eerste plaats was er met het gedicht weer meer kunst in de openbare ruimte gekomen. “En een gedicht is ook mooi omdat het je aan ’t nadenken zet.” Vervolgens toonde deze gebeurtenis maar weer eens aan wat je kunt bereiken als buurt en school samenwerken. En tenslotte bevatte het gedicht prachtige woorden. “Woorden die ertoe doen, die iets toevoegen, vooral in een tijd waarin nogal ruw met woorden wordt omgegaan.”

Speciale song

De Jong: “Of we het allemaal precies begrijpen is wat anders, maar het is inderdaad een mooi gedicht.” Lorraine Dean, directeur van de internationale afdeling van de HSV, keek in de toekomst. “Over twintig of dertig jaar, als jullie al volwassen zijn, staat het gedicht er nog. Dit moment is voor jullie iets moois om later aan terug te denken.” Voor iedereen had zij een ansichtkaart met een foto van het gedicht en een afbeelding van Emily Dickinson. Ballonnen in groen en geel, de kleuren van de school, vlogen de lucht in, en daarmee was het gedicht officieel onthuld.
Meester Tom pakte ten slotte zijn gitaar voor een prachtig lied, speciaal voor de HSV gemaakt, wat alle kinderen uit volle borst zongen: ‘Stad waar paleizen staan, stad van de ooievaar, stad van ons allemaal’, met tussendoor ook nog enkele Engelse coupletten.