Onthulling raamgedicht Hans Lodeizen in de Zoutmanstraat

Onthulling raamgedicht Zoutmanstraat

(tekst: Walter van Teeffelen)

Het Zeeheldenkwartier had al een muurgedicht (op de hoek van de Laan van Meerdervoort en de De Ruijterstraat) en nu is er een eerste raamgedicht bij, aan de Zoutmanstraat 43a. Het pand zag (en ziet) er bijzonder uit, met naast het portaal rond gebogen etalageruiten in blauw en boven de ingang een setje van 12 kleine raampjes. Het heeft iets Jugendstil-achtigs.

In het linker etalageraam was het gedicht afgeplakt met een grote foto van de dichter: Hans Lodeizen. Je kon al wel de titel zien: Allemaal steden. Op de foto zat de dichter op de rand van een groot raam met daarachter ook een setje van kleine raampjes.

26e buitengedicht

Ruth van Rossum van de Stichting ArchipelpoëZie – met wit jasje en blauwe gebloemde broek –  heette vele aanwezigen hartelijk welkom. Uit een muziekbox klonken vervolgens door Jan Rot gezongen liederen: ‘Zij waren altijd samen’ en ‘Vandaag’ afkomstig van de CD Schout Bij Nacht. De tekst van de liederen is van Lodeizen.

Ruth: “Het zijn teksten die tot stilte uitnodigen.” Het was alweer het 26e buitengedicht, ging ze verder. Ze ervoer het realiseren van elk buitengedicht als een collectieve prestatie, waarbij telkens veel mensen betrokken waren. Ze peilde even waar iedereen vandaan kwam. De meesten kwamen uit het Zeeheldenkwartier, maar er waren daarnaast diverse Archipellers en mensen uit andere delen van de stad aanwezig. “Graag zien we meer buitengedichten in het Zeeheldenkwartier verschijnen. Het zou mooi zijn als we hier een dependance van de stichting krijgen.”

Letter van James Edmondson

Bij ieder gedicht dat Stichting Archipelpoëzie plaatst wordt gebruik gemaakt van een andere letterontwerper met een band met de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten. Voor het raamgedicht in de Zoutmanstraat is gekozen voor een letter van de Amerikaanse letterontwerper James Edmondson. Hij runt een typebureau in Oakland Californië, Oh No Type. Hij volgde in 2013 de post-studie Type&Media aan de KABK. Het lettertype – met schreef – is passend bij het gedicht, de afbeeldingen en de pui van het gebouw. Edmondson: “Bij de gratie Gods werd ik toegelaten op de Koninklijke Academie in Den Haag. Het was het zwaarste jaar van mijn leven. Maar ook het meest inspirerende. Ik ben nog steeds aan ’t leren op basis van de kennis die ik in Den Haag heb opgedaan.”

Elisabeth Lodeizen

Elisabeth Lodeizen, filmmaker en scenarioschrijver bij Hollands Licht Producties en achternichtje van de dichter, ging in op haar relatie met haar oud-oom. Haar werd vaak gevraagd of ze familie was van Hans. “Dat voelde vreemd. Ik heb hem nooit ontmoet. Ik ben 37 jaar na zijn dood geboren, ikzelf ben ook 37. Hans was de zoon van de broer van mijn opa. Hij groeide op in een villa in Wassenaar. Zijn vader was zakenman en zijn moeder actrice. Ze hadden vier kinderen, de tweede was Hans. Hij is jong, op zijn 26e overleden. Hij heeft veel geschreven, hij was een heel intelligente en gevoelige jongen en een bevlogen verhalenverteller. Hij had een dagboek waarin hij zijn ervaringen opschreef. Hij schreef ook elke dag wat voor weer het was. Als kind was hij gefascineerd door de taal der dieren, jarenlang heeft hij mieren bestudeerd. Hij voorspelde zijn eigen vroege dood. In zijn gedichten klinkt het verlangen naar een andere wereld. Poëzie moest als muziek zijn. Hij trok al vroeg de aandacht van de vijftigers, als eerste Simon Vinkenoog.

Met zijn vader had hij een complexe relatie, ook omdat hij op hetzelfde geslacht viel. In 1950 kreeg hij leukemie en om aan te sterken ging hij naar een sanatorium in Zwitserland. Hij overleed op 26 juli 1950 op zesentwintigjarige . In 1951 ontving hij postuum de Jan Camperprijs. Zijn vader liet zijn werk uitgeven.”

Hans is belangrijk voor haar geweest. “Net als Hans ben ik opvallend gevoelig en emotioneel. Op mijn 20e verjaardag ging ik me in zijn werk verdiepen. Ik vind het een eer dat ik hier mag spreken. Was ik vroeger aarzelend over mijn relatie met hem, nu zeg ik volmondig ja als mij gevraagd ben of ik familie van Hans Lodeizen ben.”

Klik hier voor het volledige verhaal van Elisabeth Lodeizen

Willem Jelle Berg

Het woord was aan Willem Jelle Berg, de eigenaar van het pand. Hij is actief op vele terreinen, onder andere de CNV vakbond, diverse raden van beroep en geschillencommissies, voorzitter van de Ooievaart, de Grote Kerk en het Zeeheldenfestival.

Hij woont inmiddels 25 jaar in Zoutmanstraat, vertelt hij. “25 jaar geleden was het hier minder. De verandering kwam toen het Prins Hendrikplein werd gerenoveerd. Het Zeeheldenkwartier trok opvallend veel creatieve mensen aan. Daarin pasten initiatieven als het Designkwartier en de Zeeheldentuin. De wijk is daardoor wel gegentrificeerd. Tien jaar geleden zat er in dit pand nog een winkel. Ik kon het kopen, maar ik was vooral geïnteresseerd in de tuin. Ik kocht als het ware het huis op de koop toe. Simon Buijs heeft me geholpen met de inrichting. Hoe zou ik het versieren? Simon bracht me in contact met Wilmar Grossouw. Toen werd het eerste contact met de stichting ArchipelpoëZie al gelegd. De kleur blauw was een keuze, die mede voortkwam door de blauwe zee schilderijen van Bruno van den Elshout, die aan de muur kwamen te hangen – en nog hangen. Bij de keuze van het gedicht ben ik een beetje geholpen. Maar ik ben blij met de keuze. Het stadsgevoel, de zee, zeilen, de grote kerk, het zit er allemaal in. Het is toch iets van de mensen samen in deze wijk. Ik ben blij dat postbode Rachid en glazenwasser Aad van Zuidam ook er bij zijn.”

Onthulling gedicht

Rachid en Aad gaan het gedicht onthullen. Rachid vertelt dat hij meer dan tien jaar geleden vanuit Nijmegen naar Den Haag kwam en in een totaal andere wereld terecht kwam. Een wijk met veel onderling contact en veel creatieve mensen. “Ik maakte snel contacten, ook al omdat ik tien jaar geleden postbode kon worden.” Aad voegt er aan toe dat hij bijna 80 jaar geleden niet ver van hier – in de Westerbaanstraat – geboren. Ze trekken de foto weg en daar zien we het gedicht:

Allemaal steden

de stad weifelt over de huizen

de morgen vaart over de daken
de stad binnen
de zon staat op tussen de huizen
onder carillonmuziek
de mensen wandelen in het donker
als het elf uur is

de zon spoelt aan op de daken

aan het strand van de verten
ligt de stille zee der lucht
waarin het schip van een kerktoren
flikkert

in de buik van de stad
drinken wij koffie

en de stad zeilt verder.

Hans Lodeizen (1924-1950)
uit: Het innerlijk behang (1950)

Ruth vraagt de mensen een donatie te geven. ”We willen graag verder gaan maar krijgen helaas geen subsidie. We zijn dus afhankelijk van sponsoring en donaties.”

We gaan naar binnen voor een drankje. In de prachtige tuin – met vijver – zie ik op diverse plaatsen, ook in de vijver, foto’s van eerdere muurgedichten, gemaakt door fotograaf Herman Schartman. Op de tafel liggen enige boeken en informatie over de dichter. Onder andere een biografie van Koen Hilberdink en een bundel van Lodeizen, ‘De wanhoop tijdelijk voorbij’.

(foto’s: Herman Schartman, Derk Hazekamp)

Gilles Hooft Graafland (foto: Anna Djerek)

In memoriam: Gilles Hooft Graafland

Gilles was de initiator van ArchipelpoëZie. Hij had ergens muurgedichten gezien en het leek hem mooi ook onze buurt op te luisteren met poëzie. Hij was enthousiast over cultuur in de openbare ruimte, zie ook het beeld Inkeer op de Surinamestraat, een donatie van hem. Hij overlegde met het wijkbestuur en ook zij waren enthousiast.

Na een opstartperiode was het bestuur compleet: Gilles als penningmeester, Derk Hazekamp als secretaris, Jan Hein Schouw als bestuurslid voor technische zaken en ik als voorzitter. In 2012 onthulden we het eerste van de nu 25 buitengedichten: Ga nu maar liggen liefste van Rutger Kopland, op de hoek van de Surinamestraat en de Javastraat.

We vergaderden bij Gilles thuis en hielden van de rituelen die Gilles aanhield: eerst koffie of thee met een koekje, dan een glaasje goede wijn met chips. In de omgang was Gilles, zoals bekend, zowel zakelijk als zeer hoffelijk.

Gilles had altijd de ogen open voor nieuwe muren. Vaak kwam hij op ideeën via zijn ongelooflijke netwerk. Financieel, juridisch, goede doelen, cultuur, erfgoed – hij leek iedereen te kennen. En regelmatig kreeg hij via dat onmetelijke netwerk voor elkaar dat we de muureigenaren vonden en konden enthousiasmeren. Karakteristiek was zijn elegante doch onmiskenbare volharding: als hij enthousiast was over een plan, was nee eigenlijk geen optie.

Het was duidelijk dat Gilles vond dat je met je talenten moet woekeren en hard dient te werken om zaken tot stand te brengen in het leven, waarbij over onbehaaglijkheden van het leven ondertussen niet gezeurd moet worden. ‘Moe’ vond hij met zijn grote arbeidsethos onzin. Hij onthield desalniettemin goed wat ieder van ons in zijn of haar persoonlijke leven meemaakte.

We hebben enorm plezier met elkaar beleefd aan het samen tot stand brengen van de muur- en raamgedichten, met alle voorbereiding die daarbij komt kijken en het blije gevoel bij de onthullingen. Gilles was dol op tuinieren en hij had best tuinarchitect willen worden. Bij de onthullingen zorgde hij voor de bloeiende plantjes.

Het was duidelijk dat het Gilles gaandeweg minder goed ging. Maar ook nu, niet zeuren. Met vooruitziende blik vond hij dat hij plek moest maken voor iemand anders. Bij Gilles’ afscheid van ArchipelpoëZie wilden we hem verblijden met een buitengedicht op zijn eigen raam. Wilmar Grossouw maakte een foto-impressie met De tuinman en de dood, van P.N. van Eyck – Gilles had vaak gezegd dat dit een favoriet gedicht van hem was. Hij zag er toch vanaf. Misschien kan het gedicht een andere plek vinden, waarbij we dan ook altijd even bij Gilles kunnen stilstaan…

Nadat Gilles vanwege zijn gezondheid bij enkele onthullingen niet aanwezig kon zijn, waren we blij hem te zien bij de onthulling op 8 juni j.l. van ons jubileumgedicht. Het voelde compleet en goed dat onze founding father er was.

Ruth van Rossum

 

(foto Gilles: Anna Djerek)

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!’ –

Van middag – lang reeds was hij heengespoed –
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.

‘Waarom,’ zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’

Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ’t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.’

 

Uit: Verzameld Werk van P.N. van Eyck (1887-1954), uitgeverij Van Oorschot

25e buitengedicht ArchipelpoëZie nu te zien in de steeg tussen de Celebesstraat en de Riouwstraat

Tekst

(tekst: Walter van Teeffelen)

Afgelopen zaterdag 8 juni speelde zich in de Celebesstraat in de Archipelbuurt een feestelijke happening af. Ter hoogte van de steeg naar de Riouwstraat hingen rijen vlaggetjes; er stonden groene tafeltjes en aan de overkant van de steeg hingen foto’s van 24 muur- en raamgedichten.

Om een schoolbord op drie poten heen hing een kleedje met paarsrode rozen erop. Er was iets onder verstopt. Maar wat? We zouden het spoedig te weten komen. Er waren zo’n 70 buurtbewoners toegestroomd.

Terug naar de Archipelbuurt

Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting ArchipelpoëZie – in glitterjurkje – was in een opperbeste stemming. “Ik ben buitengewoon gelukkig, want straks zien we het 25e buitengedicht. Het is een gezamenlijk project. Zonder het enthousiasme en steun van stad- en buurtgenoten zou dit gedicht er niet zijn gekomen en zou ArchipelpoëZie niet kunnen bestaan. Voor dit jubileum zijn we weer teruggekeerd naar de Archipelbuurt – we hebben wat uitstapjes gemaakt zoals u wellicht weet. Ik heb nog eens alle 24 gedichten gelezen. Ik ben trots dat we dit tot stand hebben gebracht.”

Voordat ze stil ging staan bij enige van de 24 gedichten, wilde ze een paar mensen noemen die een bijzondere rol hadden gespeeld in het hele project. Op de eerste plaats Marijne en Philip, de eigenaren van de muur van het 25e gedicht; Wilmar Grossouw, steun en toeverlaat bij de vormgeving; Herman Schartman, ‘hoffotograaf van de muren’; Daan, Herman en Coen Fool van Studio Güthschmidt, die sinds de start in 2012 de gedichten op de muren en ramen aanbrachten. “Gilles Hooft Graafland, hier aanwezig en lange tijd bestuurslid van de stichting, heeft het project bedacht. Dank ook aan mensen die een financiële bijdrage gegeven hebben, zoals buurtbewoner  Bert Bos, die 25 euro voor de 25e editie doneerde.”

Ze heeft nog de droom om met de mooie foto’s van Herman Schartman een expositie in de Atrium City Hall van het stadhuis te realiseren, vertelde ze. “Laten we zingen voor deze 25e verjaardag.“ En uit aller borst klonk het bekende lied. ”Lang zullen we leven. Hiep hiep hiep, hoera!”

Eerbetoon aan alle 24 buitengedichten

Er volgde een eerbetoon aan de 24 al gerealiseerde buitengedichten. Pieter Hasekamp, op wiens muur in de Kerkstraat het gedicht Zachter van Vasalis te zien is, las het gedicht voor. Ruth: “Waarom heb je dit gedicht gekozen?” Hasekamp had de bundel Vergezichten en gezichten van Vasalis in de boekenkast van zijn ouders gevonden, vertelde hij. “Het gaat over naar elkaar luisteren. Dat is belangrijk in deze tijd.”

Liliane, op wier muur in Benoordenhout, niet zo lang geleden het 24e muurgedicht, Hetzelfde zien van Jules Deelder, was geplaatst, las dit gedicht voor. Ze had het gedicht gekozen omdat ze een kleine muur had, dus het gedicht moest kort zijn, zei ze. “Ik kijk altijd heel goed naar de natuur en het bos achter mijn huis in het bijzonder. Ik hoop dat de voorbijgangers niet alleen het gedicht lezen, maar ook meer aandacht hebben voor de natuur.”

Derk, secretaris van ArchipelpoëZie las Immortelle XLIX, nummer 49 van Piet Paaltjens voor. Het raamgedicht is te zien op het grote raam van het pand Atjehstraat 13. In het gedicht is de stoep nat van de tranen en de melkboer en de meid wisten er niet van en ‘zij’ vermoedde er ook niets van. “Wie is zij?” vroeg Derk. “De vrouw van de melkboer”, zei iemand uit het publiek. “Het zou ook de onbekende aanbidster van de dichter zelf kunnen zijn”, aldus Derk.

Ruth: “Als mensen een vrije muur weten, kom naar ons toe.” En ze ging over naar het volgende programmaonderdeel – een geheimzinnige toenadering door de Haagse muren. “We hebben lange tijd geprobeerd in contact te komen met de muren, maar dat lukte niet en toen hebben we het  opgegeven. Maar in de aanloop naar deze 25e onthulling zijn we benaderd door de muren: we ontvingen van hen een muurgedicht ter gelegenheid van deze speciale dag. Zoals jullie wellicht weten staan bomen met elkaar in contact. Uit de toenadering van de muren weten we nu  dat ook muren  met elkaar in contact staan. Alle muren blijken te weten van ons project en van dit 25e muurgedicht. Hoe dat kan? Mogelijk door trillingen van de zand- of veenlagen onder ons…“

Het was tijd voor de onthulling van het muurgedicht. Het kleedje over het schoolbord op drie poten werd verwijderd door de jongste (1) – het kind van Marijne en Philip – en de oudste aanwezige (90+). Er bleek een knap gemaakt gedicht op te staan waaruit bleek dat de muren zich om ons bekommeren en blij zijn als we ze aandacht geven. Ruth gaf aan dat ze de toenadering door de muren als steun voor het project ziet.

Ontwerper Barbara Bigosinska

Barbara Bigosinska, wonende in Scheveningen, had het lettertype (Bay Sans) ontworpen, vertelde ze. Dat had ze gedaan in de periode 2016-2021 in vrije tijd – naast haar opdrachten. Na haar kunstopleiding op de academie van Katowice in Polen, had ze Typografie gestudeerd aan de Koninklijke Academie in Den Haag, net zoals vele andere letterontwerpers van de buitengedichten.

Barbara houdt van schreefloos, maar ook van sierlijk, wat zich uit in krullen. Op de vraag uit het publiek met welke letter ze begon, zei ze: “Ik begin met de A, dan de N, Y en B. Maar het is nooit een enkele letter. Het maakt onderdeel uit van een woord, een zin en een paragraaf.” Ze leest graag magisch-realistische literatuur, zoals van Murakami en Garcia García Márquez. “In Polen in de communistische tijd was boeken lezen de enige manier om gelukkig te blijven. Daarom kwam ik in dit vak terecht.”

Favoriet gedicht

Vraag van Ruth aan het publiek: “Heeft iemand een favoriet gedicht?” Lijn 9 van Lizette de Koning wordt genoemd. Over het konijn dat achterbleef in tram. Maar ook het eerste muurgedicht, over een lege plek in het hoge gras van Kopland, het gedicht Regen van Ivo van Strijtem in de Riouwstraat, en het gedicht van William Carlos Williams over de pruimen die in de koelkast staan.

Buurtgenoot Hans Bussink voegde daaraan toe: “Als ik bezoek krijg doe ik vaak een Hofjestocht, met hofjes en gedichten. Dat wordt als bijzonder ervaren. De combinatie gedicht en hofje is prachtig. Ik raad iedereen aan om met gasten zo’n wandeling te maken.”

John Heymans, biograaf van Gerrit Krol

Het nieuw te onthullen gedicht is van de hand van Gerrit Krol en John Heymans, die een biografie schrijft over Krol, wil daar graag iets over vertellen. Heymans heeft een verleden als wiskundige en techniekfilosoof. Tussen de bedrijven door, publiceerde hij onder meer monografieën over Armando, J.J. Voskuil, Cherry Duyns, Simeon ten Holt en Willem Brakman. Binnenkort verschijnt een volgende monografie, en wel over de meestervertaler August Willemsen. Tevens werkt hij aan de biografie van Gerrit Krol.

Naast al dit essayistisch werk laat hij soms ook als dichter van zich horen. In 2001 verscheen zijn eerste bundel Vlagvertoon. Alhoewel hij dacht nooit meer een gedichtenbundel te publiceren, zag onlangs, meer dan twintig jaar na dato, een tweede bundel het licht: Alsnog.

Op de vraag van Ruth wat hij het mooiste gedicht vindt in de Nederlandse literatuur, zegt hij: “Misschien dit wel van Krol: ‘Over de bossen bij Hooghalen – dat is ook iets waar je / niet over schrijven kan, / tenminste niet als je er geweest bent. // (Over de kracht van weemoed.’  Krol is, wat mij betreft, de grootste schrijver van het laatste kwart van de vorige eeuw. Hij heeft ruim vijftig boeken geschreven. Hij had wiskundige aspiraties die tot uiting kwamen in veel  van zijn romans, essays en gedichten. Gerrit Krol is in 1934 geboren en in 2013 gestorven, allebei in Groningen. Tijdens zijn leven heeft hij overigens ook wel elders gewoond en gewerkt, onder meer in Caracas en Lagos. Hij werkte als computerprogrammeur ‘In dienst van “de Koninklijke”’, zoals een van zijn romans heet. Aanvankelijk dus bij Shell, later bij de NAM. Veel van zijn romans gaan over zijn werk. Ook in zijn 162 gedichten komt dat werk ter sprake, maar veel minder dan in zijn romans.  Het gedicht dat vanmiddag centraal staat, ‘Zomer’, komt uit de bundel Een morgen in maart (1967).”

Heymans vindt het een goede keuze. “Het is, hoe eenvoudig het ook lijkt, een heel ingenieus gedicht. Het is ook opgenomen in Polaroid, gedichten 1955-1976. Krol’s wiskundige / wetenschappelijke blik op werkelijkheid uit zich in zijn voorliefde voor singuliere uitspraken. Dat blijkt ook uit dit gedicht. Het bestaat uit vijf singuliere uitspraken. Hij loopt naar het strand en noteert vijf apodictische zinnen als vijf versregels De zesde en laatste zin is de afsluitingsclausule, ook niet onbekend bij wiskundigen. Met die laatste regel maakt hij iets rond. Polaroid heeft de bedoeling spiegelend licht uit te filteren. Dat doet hij ook met de tekst. Hij heeft het licht / de emotie uitgefilterd uit het gedicht.”

Gerrit Krol was bijna twee meter lang en liep gekromd, gaat hij verder. “Hij was een Groninger en hij sprak met een soort Gronings/Amerikaans accent. Als student wiskunde wilde ik hem graag een keer ontmoeten. Hij was mijn held. Toen dacht ik:  ‘Als ik hem nu eens kan interviewen voor de NRC… ‘. Kortom, ik belde Krol met de opmerking dat ik hem voor het Cultureel Supplement moest interviewen, terwijl ze daar nog van niets wisten…  Gelukkig wilde K.L. Poll, de chef van het Supplement, het wel plaatsen.”

Onthulling

De onthulling van het gedicht is aanstaande. Marijne en Philip hebben er maanden naar toe geleefd. Marijne: “Ik was bij de vorige onthulling. Ik zag dat de makers van ons gedicht snel en deskundig te werk gingen.” Daan Fool: “Ik gebruikte folie die verwarmd wordt en daarmee goed hecht met de ondergrond van de muur.” Hoe kwamen Marijne en Philip op dit gedicht terecht? Philip: “Het moest passen in de steeg. En niet te wollig zijn. Met name de laatste zin was goed.” Ruth: “Wat hoop je dat het gedicht anderen brengt?” “Het is een donkere steeg, die niet alleen dient om fietsen te stallen, we hopen mensen het gedicht ook gaan bekijken en er even over nadenken.”

Heb je veel met gedichten te maken gehad? Philip: “Nee, maar ik moest wel bij het eindexamen een gedicht analyseren. En ik heb gedichten in de buurt op muren gezien. Toen heb ik wel interesse in gedichten gekregen.”

Philip en straatbewoonster Lide knippen de versieringen weg die de steeg tot dat moment aan het oog hadden onttrokken, en daarna lopen we met zijn allen de steeg in en zien dan:

Zomer

Het land is warm.
De weg is wit.

Het duin is leeg.
De zee is stil.

De zon is grijs.
De dag is heel.

Gerrit Krol.

En dan klinkt voor de tweede keer: ‘Lang zullen we leven!’

Na de onthulling was er nog een feestelijke borrel met veel geanimeerde gesprekken. ArchipelpoëZie had zoals vaak geluk met het weer: toen de laatste gasten waren vertrokken stortte de regen uit de hemel.

(foto’s: Herman Schartman, Peter de Ruiter, Derk Hazekamp)

Eerste muurgedicht in Benoordenhout

Eerste muurgedicht in Benoordenhout

(tekst: Walter van Teeffelen)

Het eerste Muurgedicht in Benoordenhout is een feit. Het is te zien op aan de achterzijde van een van de woningen aan het laatste stukje van de Oostduinlaan, niet ver van de Ruychrocklaan. Via een wandelpaadje naar links zag ik onder wat parasols een groepje mensen op een grasveld voor een beekje verzameld. Ik zag de mensen van ArchipelpoëZie en een behoorlijk aantal buurtgenoten. Het zonnetje had de wolken verdreven en scheen volop. Een goed teken!

Ik zag ook de moerascipres die voorzichtig aan het ontluiken was en schudde de hand van Derk, een van de organisatoren, Boris van der Lek, muzikant en Kees ’t Hart, schrijver. Aan de achterkant van een witte uitbouw van het eveneens witte, ruime huis – het was meer dan een schuurtje – zag ik het portret van Jules Deelder hangen. Deelder was te zien met hoed en zonnebril. Onder het portret bevond zich het gedicht. Dat kon geen lang gedicht zijn.

De Deeldeliers

Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting ArchipelpoëZie, heette iedereen welkom en vertelde dat het inmiddels al het 24e muurgedicht van ArchipelpoëZie was en het eerste muurgedicht in Benoordenhout. Ze kondigde de speciale gasten aan: Boris van der Lek, saxofonist, Kees ’t Hart, auteur, Marcel Nollen, die zou optreden als veilingmeester en de muureigenaren Liliane en Herrie, tevens sponsors van de drankjes en hapjes.

Boris van der Lek bleek geboren te zijn in Den Haag, vertelde Ruth. Sinds een bezoek aan het North Sea Jazz Festival op zijn 15e – waar hij getuige was van een tenorsax battle van enige jazz grootheden – werd hem zijn toekomst duidelijk: die lag in de muziek. Hij was wel even banketbakker, maar dat was een te verwaarlozen zijstap. Hij kreeg de zegen van zijn vader: ‘Als je maar hard studeert!’ Dat deed hij, wel zes uur per dag. Op de saxofoon! Op datzelfde North Sea Jazz festival trad hij later regelmatig op, onder andere samen met Herman Brood en Hans Dulfer. Ook met de Golden Earring speelde hij. In de band van Jules, de Deeldeliers, speelde hij regelmatig, terwijl Jules achter het drumstel zat. Boris maakte ook een boek met memoires, Gebit zonder eind.

Do the Boogaloo

Van der Lek, met witte spitse laarzen, en een grote gouden oorbel in zijn linkeroor, op de vraag van Ruth wat voor soorten muziek hij speelde: “Jazz, pop, classic, funk, fusion en neostijlen. Kortom een breed spectrum.” Songteksten waren belangrijk, maar hij schreef die zelf niet. De songtekst ‘Vogelvrij’ die hij samen met Jules speelde vond hij geweldig. Speelde hij met zijn saxofoon vooral een dienende rol? Dat beaamde Boris: ‘Ik ben de Piet Bambergen van de band. Ik zorg ervoor dat iemand in een stoel naar de overwinning komt’.

Hij had nog een mooie quote van Jules: ‘De omgeving van de mens is de medemens’. Boris: “Ik heb nog nooit iemand meegemaakt zoals Jules. Hij ging compromisloos door het leven. ‘Beter opbranden dan uitdoven’ was zijn lijfspreuk.” Vervolgens speelde Boris Do the Boogaloo en een blues.

Altijd mooi in het pak

Ruth vertelde het een en ander over Jules Deelder. Zijn vader schreef hem na zijn geboorte eerst in als lid van Sparta en daarna pas bij de burgerlijke stand.  Hij was de ‘nachtburgemeester’ van Rotterdam, had als bijnaam ‘de zwarte jager’ en debuteerde in 1962 met een gedicht in het Algemeen Handelsblad. Hij stuurde gedichten aan Simon Vinkenoog en dat gaf hem een plek in de poëziescene.

“Deelder – altijd mooi in het pak – was een uomo universalis: hij schreef romans, gedichten, verhalen, moppen, opera’s, stripverhalen. Hij trad op met zijn poëzie en sinds 2012 met zijn eigen jazzband. Hij speelde drums en zong. De band, waar ook Boris in speelde, trok langs pop-, jazz- en theaterpodia in Nederland en België. Hij nam zijn ambt van nachtburgemeester zeer serieus. Het fenomeen werd elders opgevolgd en er worden zelfs congressen van nachtburgemeesters gehouden.”

Even stil blijven staan

Liliane, met Herrie muureigenaar: “Ik heb er lang naar uitgekeken, dat dit er zou komen. Ons muurtje is door het gedicht een Muur geworden! Ik wilde graag een gedicht over de natuur, en dit gedicht ging daar niet direct over, maar indirect weer wel. Ik kan er iets mee, en hopelijk de mensen die erlangs lopen, en die even stil blijven staan en het lezen, ook. Ik hoop dat ze er even over nadenken.”

De Bilo

De letter was de ‘Bilo’, ontworpen door Pieter van Rosmalen, in 2002 afgestudeerd als graficus aan de Haagse Koninklijke Academie en voorman van de ‘Bold Monday’ vestiging in Eindhoven. Wilmar Grossouw van De Ontwerpvloot had de letter uitgekozen, een schreefloze, rudimentaire, beetje groteske letter met vriendelijke rondingen, met name bij de ‘e’ en de ‘o’. “Wilmar zocht, passend bij Deelder, naar een no-nonsense, recht toe recht aan, lettertype met een beetje Jazz.”

Een ontmoeting in het nachtcafé van Leeuwarden

Het woord was aan Kees ’t Hart. Ruth introduceerde hem. “Kees heeft zo’n dertig romans, uitgaven met essays en verhalen, novelles en studies, en poëziebundels geschreven.  Onder andere een bundel met gedichten over Elvis Presley. Hij is van 1944, hetzelfde jaar als Jules.”

Ze las een gedicht van Kees voor: ‘Hij staat voor de deur en roept’, uit zijn meest recente poëziebundel Het vogelkerkhof. Kees heeft het werk van Deelder altijd bewonderd, zegt hij. “Ik ben altijd jaloers op Jules geweest. Ik heb hem een paar keer ontmoet, onder andere in het nachtcafé van Leeuwarden. Na veel aarzelen durfde ik hem aan te spreken terwijl hij aan het poolen was. We kregen het over zijn gedicht ‘Beknopte topografie van de Rijnmond’ en droegen het na een tijdje gezamenlijk voor.” Hij las een paar gedichten voor uit de eerste en tweede dichtbundel van Deelder, onder andere het gedicht ‘Over de auteur’. Kees ’t Hart organiseert literaire avonden bij de Gasfabriek (zaal 3). Op 8 mei is er een avond over Franciscus van Assisi.

Veiling

Marcel Nollen, bestuurder van de Vrije Universiteit, en zo nu en dan ook veilingmeester, veilde het schilderij met een portret van Deelder gemaakt door Jan Hein Schouw van de stichting ArchipelpoëZie. Marcel kende Jules Deelder van het Spartastadion en van Café Ari, het café van de dochter van Jules, waar hij Jules ook wel eens tegenkwam. Er werd enthousiast geboden. Uiteindelijk kwam het schilderij voor een bedrag van 250 euro in handen van een enthousiaste buurtbewoner, die daarom mee mocht onthullen.

En nadat het schilderij losgeknipt was zagen we het gedicht, kort en krachtig.

Hetzelfde zien

Hetzelfde zien,
maar het zo

zien, zoals nog
niemand het zag.

J.A. Deelder

 

Hieronder kunt u een video-impressie bekijken van de onthullingsfestiviteiten.

Raamgedicht Anton Korteweg onthuld

(verslag: Marcel Tielemans)

Iedere Duinoorder die wel eens richting de Koninginnegracht gaat zal het gedicht van K.L. Poll kennen dat levensgroot staat aangebracht op een blinde muur aan de Burgemeester Patijnlaan. Dit is het werk van de Stichting ArchipelpoëZie. Deze heeft inmiddels drieëntwintig muur- en raamgedichten gerealiseerd, voornamelijk in de Archipelbuurt zoals de naam al aangeeft, maar intussen ook steeds meer in de naburige wijken. Op deze manier ontstaat in de woorden van stichtingsbestuurder Derk Hazekamp “een archipel van poëzie”. Van die drieëntwintig zijn er vijf raamgedichten. Het vijfde, Men verplaatst zich van Anton Korteweg, is de eerste manifestatie in Duinoord en sinds enige tijd te zien op het raam van Liesbeth Hazekamp aan de Groot Hertoginnelaan 11. Het werd door de bijna tachtigjarige dichter feestelijk onthuld op vrijdag 15 september, een prachtige nazomerdag. Er was een groot aantal belangstellenden op afgekomen die zeer gastvrij werden ontvangen. Behalve van het mooie weer en de hapjes en de drankjes konden ze genieten van een aantal “Haagse” gedichten die door Anton Korteweg werden voorgedragen. Hij bekende in het afsluitende interview met stichtingsvoorzitter Ruth van Rossum dat hij zich in tegenstelling tot Louis Couperus eigenlijk helemaal geen Hagenaar voelt en ook niets met Den Haag heeft, ondanks zijn dertigjarig directeurschap van het Letterkundig Museum. De gedichten waren er niet minder om. Het Lopend Vuurtje was trouwens een beetje in verwarring gebracht door het internet: als je Anton Korteweg googelt kom je zijn necrologie uit 2011 tegen toen hij op zevenenzestigjarige leeftijd zou zijn overleden. Desgevraagd vertelde de gelukkig nog zéér levendige dichter dat dit destijds een grap van het tijdschrift Tirade was geweest!

De Stichting ArchipelpoëZie vraagt behalve voor het gedicht en zijn schrijver ook aandacht voor de letter en zijn ontwerper. De Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten hier in Den Haag heeft een grote traditie op dit vlak en heeft veel belangrijke typografen opgeleid. Eén daarvan is de Italiaanse ontwerper Michelangelo Nigra, en zijn letter Rapida siert nu het raam aan de Groot Hertoginnelaan 11.

Eerste muurgedicht Stichting ArchipelpoëZie in Zeeheldenkwartier

Tekst

(Tekst: Walter van Teeffelen)

Eerste muurgedicht Stichting ArchipelpoëZie in Zeeheldenkwartier

Afgelopen zondag 2 oktober werd het eerste muurgedicht van de Stichting ArchipelpoëZie in het Zeeheldenkwartier onthuld. Na vele muur- en raamgedichten in Archipel en Willemspark gaat de Stichting ook andere gedeelten van Den Haag met muurgedichten verblijden.

De muur bevond zich in de De Ruijterstraat, op de hoek van de Laan van Meerdervoort, boven makelaarskantoor Real Estate Partners. De muur was net opgeknapt en geverfd, en het korte gedicht sprong eruit naar voren: ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?’ Links de originele tekst, rechts in cursief een hedendaagse vertaling.

Duo Katakat

Een flink aantal buurtbewoners en belangenstellenden was erbij, onder een stralende herfstzon. Het Duo Katakat – (Katarina) Carmen van Haren en Frank Jan Kat – bracht vier speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerde liederen ten gehore. Natuurlijk over het nieuwe muurgedicht en daarnaast over drie recent aangebrachte raamgedichten.

Welk woord heeft ’t voor ’t zeggen?
Wek woord heeft iets uit te leggen?
Het woord is niet steeds aan goede zaak.
Het leven luistert mooier als de stilte spreekt.

zong het duo als intro, zij met harmonica en trommel, hij met gitaar.

Verwondering

Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting, vond het fantastisch dat na drie jaar corona het 22e buitengedicht met een feestelijk samenzijn onthuld kon worden, vertelde ze. “18 muurgedichten en vier raamgedichten, waarvan drie in coronatijd. Het eerste gedicht verscheen in 2012 en sinds dat jaar is het doorgegaan. We willen hiermee Den Haag verfraaien en bijdragen aan leefbaarheid en verbinding. Wie een mooie muur of raam heeft, kan ons benaderen.”

De rode draad bij de gedichten is ‘verwondering’, om de passant rust en ruimte en wat frisse lucht te geven. Buitenpoëzie brengt iets teweeg. Zo hoorde ze van een vrouw, wier dochter was overleden, dat zij, als ze haar ogen liet gaan over de regels van het gedicht van K.L. Poll in de Burgemeester Patijnlaan, weer wat moed kreeg om de dag aan te gaan. En de bewoners van de Surinamestraat misten het gedicht van Rutger Kopland toen het even weg was voor een muurrenovatie zó, dat zij een feestje hielden voor de heronthulling toen het gedicht weer op de muur stond.

Oudste literaire werk

Het gedicht ‘Hebban alle vogala’ staat in de Canon van Nederland. Het gedicht is het oudste literaire werk in de Nederlandse taal. Het is in 1075 geschreven door een Vlaamse monnik die leefde in de abdij van Rochester. Het stond op een bladzijde met penneproeven, woorden en zinnetjes die de monniken schreven om hun ganzenveren pen in te schrijven na het scherp maken. Van Rossum: “Het was al lang een wens van mij om dit gedicht op een muur te krijgen. Het heeft iets ontroerends, omdat het gaat over menselijke verlangens, en omdat het zó oud is en haast bij toeval tot ons is gekomen. Het is of je opeens een stem uit het verleden hoort. K. Schippers heeft er een hedendaagse versie van gemaakt: ‘Iedereen doet het met iedereen, behalve ik en jij, komt er nog wat van?’

De Passato

Ruth bedankte iedereen die had meegewerkt aan de realisering. Herman Kastelein van Real Estate Partners en Berend Westerveld, eigenaar van het appartement op de eerste verdieping, Wilmar Grossouw voor de vormgeving, en letterontwerper Jasper Terra voor het gebruik van zijn letter ‘Passato’. De letter werd speciaal voor dit muurgedicht aangepast. Het letterontwerp verenigt klassiek – gotisch, met een schreef, handschriftachtig – met modern. Ook noemde Ruth Herman en Daan Fool van Studio Güthschmidt Den Haag, en niet te vergeten Gilles Hooft Graafland, lang bestuurslid van de stichting, die het poëzieproject had gestart en ook deze muur had ontdekt.

Muzikale vertolking

Diann van Faassen, dichter en poëtisch duizendpoot, droeg de drie recente raamgedichten van Gerrit Komrij, Jean-Pierre Rawie en Lucebert voor. Elk gedicht werd na het voordragen vertolkt door Duo Katakat. De sfeer en strekking van de gedichten kwamen zowel in de voordracht door Diann als in de muzikale vertaling van Katakat wonderbaarlijk mooi naar voren. Herman Kastelein, de geveleigenaar, vertelde dat hij de gevel in overleg met de bewoners op had laten knappen. Hij had lang nagedacht over de gedichtsuggesties en uiteindelijk was het een van de bewoners, beter gezegd een stelletje, dat de doorslag had gegeven in de uiteindelijke keuze. “Ze waren in de dertig, ze hadden nog geen kinderen, maar waren wel met thema van het gedicht bezig.”

Nadat Katakat, met meezingen van het publiek, het muurgedicht had gespeeld (klik hier voor een video daarvan), was het tijd voor de onthulling. Jan Hein Schouw van de stichting, Cathrien Ruoff uit het publiek, en Herman Kastelein knipten de linten los waarmee een vogel vóór het muurgedicht was opgehangen, zodat die in alle vrijheid een nestje kon gaan bouwen.

Laat u kussen door het nieuwe raamgedicht op Nassauplein 31

Tekst

(Tekst: Jan Hein Schouw)

Het raamgedicht: een nieuwe loot aan de stam van Stichting ArchipelpoëZie. Voor particulieren met een niet te klein raamvlak (minimaal 1 meter breed) op de begane grond. De kosten zijn te overzien, want ArchipelpoëZie neemt de helft voor haar rekening.

Een half jaar geleden zoeken de enthousiaste bewoners van Nassauplein 31 ons op. Dan weten we nog niet dat dit eerste raamgedicht pas een half jaar later zonder veel publiciteit het levenslicht zal zien. Corona is natuurlijk de grote boosdoener. Maar ook zijn de eigenaren niet per se gecharmeerd van een groot opgetuigde onthulling als de eindstreep gehaald is.

Om de poëzie zelf is het hen te doen. Hun eerste mail van 21 februari is kort en bondig: wij zouden graag een raamgedicht hebben. We hebben 3 ramen in de aanbieding. Bij onze kennismaking en verkenning verloochent hun achtergrond zich niet, er is een voorkeur voor een gedicht in de Duitse taal. Wij geven aan tot nu alleen gedichten in het Nederlands en Engels te hebben geplaatst. Duits zou een primeur zijn.

Er worden ons al interessante Duitse gedichten aangereikt. Uit onze eigen longlist kijken wij naar mogelijkheden in het Nederlands. In ons intern overleg maken wij de afweging en kiezen uiteindelijk voor Nederlands. Er is begrip bij de eigenaren voor onze overwegingen en keuze. Duidelijk wordt dat bij het zoeken naar een geschikt raamgedicht de familie intensief meekijkt en -denkt. Leuk. Dichters en gedichten passeren de revue. Gezamenlijk doorlopen we zo, in de lockdown, een wederzijds zorgvuldig keuzeproces.

En dan is daar op 5 mei het verlossende woord: of Gerrit Komrij met Twee Koningskinderen, uit onze longlist, nog als gedicht beschikbaar is? Ja, dat is het, wij zijn blij met een besluit en vinden het een goede keuze. De laatste regel van het gedicht (‘en kuste jij mij, dwars door het gordijn’) past wonderwel voor een raamgedicht.

Het betekent nu werk aan de winkel voor Wilmar Grossouw, onze vaste grafisch ontwerper. Hij kiest voor dit raam het lettertype DTL (Dutch Type Library) Documenta van letterontwerper Frank E. Blokland. Firma Güthschmidt, als altijd goed voor de uitvoering, doet een proef met zwarte en witte letters, zowel binnen als buiten aangebracht. De eigenaren kiezen voor zwarte letters aan de binnenzijde. Bij verschillende weersomstandigheden en posities van gordijn (open/ dicht) en markies (op/ neer) levert dit hier het beste resultaat.

Als altijd wordt de uitgever van de dichter benaderd in verband met de mogelijke vergoeding voor plaatsing. Die kosten proberen wij, als armlastige stichting, ook hier bescheiden te houden.

Op 2 oktober staat er een uiterst beperkt gezelschap op de stoep voor Nassauplein 31. Coen Fool (Güthschmidt) brengt zorgvuldig aan de binnenzijde van het raam de folie aan. Nu gebeurt, wat wij altijd gewild hebben, het publiek laten zien hoe een gedicht op een muur of raam wordt aangebracht.

Met woorden van dank worden over en weer bossen bloemen overhandigd. We zijn blij met het goede proces en met het prachtige resultaat. Het gedicht kan nu zijn werk gaan doen in het publieke domein.

Twee Koningskinderen van Gerrit Komrij toont zich graag aan u, op het Nassauplein 31.

Muurgedicht van Herman de Coninck in de Bankastraat

(verslag: Walter van Teeffelen)

De presentatie van het 18e muurgedicht van de Stichting ArchipelpoëZie vond afgelopen zondag plaats op de hoek van de Banka- en de Soendastraat. Het gedicht is te bewonderen boven de winkel van Gall & Gall, tegenover de Albert Heijn. Vanwege het onvoorspelbare weer begon het allemaal in een feesttent in de Soendastraat.

Ondanks het weer had zich daar een flinke menigte verzameld. Ruth van Rossum, voorzitter van de Stichting ArchipelpoëZie, vertelde dat het een lang gekoesterde wens was om ook een gedicht van De Coninck aan één van de gevels van de Archipelbuurt te zien.

Spelen met woorden

“Herman de Coninck overleed veel te vroeg, in 1997, op weg naar een congres in Lissabon, in het bijzijn van enige andere dichters. Nu spelen de woorden zonder hun meester, dichtte Hugo Claus. De vreugde waarmee Herman de Coninck haast symbiotisch met de taal omgaat is aanstekelijk. Ik ken geen dichter die alles wat een mens in een leven tegen kan komen, zo puur en zo ontdaan van gewichtigheid kan verwoorden. Dansend met taal, de taal het hof makend als het ware, legt hij het zware, het grote, maar ook het zeer kleine open in onze handen.”

De letter die deze keer gekozen was, was de Algebra Display Regular van de ontwerpers Susana Carvalho en Kai Bernau. Voor de mooie uitvoering op de gevel tekenden Elise Kommer en Wilmar Grossouw van De Ontwerpvloot. Ruth van Rossum dankte ook de eigenaren van de muur, de heren Salazar en Buijs, evenals Diederick Bos van de firma Ahold.

Gilles Hooft Graafland

Een bijzonder woord had ze voor Gilles Hooft Graafland, sinds het begin bestuurslid van de Stichting ArchipelpoëZie. “Jij hebt dit project geïniteerd, en je bent vanaf 2012, het jaar waarin ons eerste gedicht - van Rutger Kopland - verscheen, onze penningmeester geweest. Jouw enorme netwerk, het altijd op de uitkijk zijn naar mogelijke muren, en je charmante doch volhardende wijze om muureigenaren te enthousiasmeren, en om fondsen aan te boren, zijn zo belangrijk geweest.” Hooft Graafland draagt nu het stokje over aan een ander. Als blijk van dank kreeg hij een kleurig boeket van 18 rozen: een roos voor elk muurgedicht.

Leven en werk van De Coninck

Biograaf Thomas Eyskens vertelde over leven en werk van De Coninck, naar aanleiding van zijn biografie van De Coninck, Toen met een lijst van nu errond. De biografie verscheen in 2017, en hij had er tien jaar aan gewerkt. Inmiddels was hij, geïnspireerd door het voorbeeld, in 2016 zelf ook een cursus poëzieschrijven gaan volgen, in Nederland, bij de Utrechtse dichter Ingmar Heytze. Toen merkte hij hoe populair De Coninck ook in Nederland nog steeds is. “Alle deelnemers mochten hun meest geliefde gedicht noemen, en wel 5 of 6 keer was dat een gedicht van Herman de Coninck.”
De Coninck’s debuut De lenige liefde zorgde in 1969 in Vlaanderen voor een aardverschuiving. “Herman ‘dynamiseerde’ de taal. Hij schreef nieuwe realistische poëzie. Die was er al in Nederland al sinds eind jaren ’50. Vlaanderen kwam weliswaar later, maar daar had de realistische poëzie een warmer karakter. De lenige liefde werd tien maal herdrukt. Zijn gedichten behoren nu nog bij de meest populaire gedichten in Vlaanderen. In de vroege jaren zeventig wilde De Coninck de grens over, naar Nederland. Het was toen in Nederland de ‘Gouden Eeuw van de Poëzie’ en alle voor hem goede dichters zaten in het fonds van Van Oorschot.”

Rutger Kopland

Herman ontmoette één van die dichters, Rutger Kopland.“ Toen Kopland en De Coninck eenmaal met elkaar in contact geraakten, betekende dat het begin van een levenslange vriendschap. Via Kopland kwam zijn gedichten op het bureau van Van Oorschot. Van Oorschot liet een tiental gedichten eerst in het literaire tijdschrift Tirade verschijnen, dat blad was zijn ‘kweekvijver’. Toen vervolgens de eerste bundel van De Coninck bij Van Oorschot verscheen, in 1975, was Herman een gelukkig mens.” Maar zijn eerste, en ook zijn tweede bundel werden door zowel kritiek als publiek gemengd ontvangen. In Vlaanderen was dat anders, daar omarmde men zijn poëzie. “Waar hij van een bundel in Nederland 700 exemplaren verkocht, was dat in Vlaanderen 4.000. Hij maakte in dit verband ooit de opmerking ‘God leest mijn poëzie graag. Maar God is geen Hollander.’”
De Coninck schreef een emotionele afscheidsbrief aan uitgever Geert van Oorschot, stapte over naar uitgeverij Manteau en werd niet veel later hoofdredacteur van Nieuw Wereldtijdschrift. Hij kreeg opnieuw geen voet aan de grond in Nederland. Er komt verandering als hij zijn nieuwe vrouw leert kennen, Kristien Hemmerechts. Zij heeft dan al twee boeken gepubliceerd die het wel goed doen over de grens en zij helpt hem met nieuwe contacten. Begin jaren ’80 komt hij via redacteur Theo Sontrop in het fonds van de Arbeiderspers terecht en daar verschijnen drie poëziebundels en vier essaybundels. Hij komt aan functies in het literaire festivalcircuit, zoals de Adviesraad van Poetry International. Zo is er dan eindelijk de zo gewenste présence in Nederland.

De Vlaamse Regering

Filip d'Havé, Algemeen Afgevaardigde van de Vlaamse Regering in Nederland, zegt het een eer te vinden uitgenodigd te zijn voor dit evenement. ”De Coninck is één van de grote Vlaamse schrijvers. Zijn gedicht is alweer het derde muurgedicht in deze wijk van een Vlaming. Dat zegt veel over de vervlochtenheid van Vlaanderen en Nederland. Zie ook het Vlaams-Nederlandse huis deBuren in Brussel, het Vlaams cultuurhuis in Amsterdam De Brakke Grond, en het tijdschrift Ons Erfdeel. Er is veel wat ons verbindt. Morgen komt de nieuwe Minister-President van Vlaanderen op bezoek bij zijn collega in Nederland om de onderlinge banden nog eens door te nemen. Ons kantoor zit overigens dichtbij hier, 200 meter verderop. Misschien is het een suggestie om deze wijk om te dopen tot ‘Vlaams Park’, net zoals wat verderop er al het ‘Belgisch Park’ is.”

Kristien Hemmerechts

Kristien Hemmerechts, echtgenote van De Coninck, komt vervolgens aan het woord. “Herman is 22 jaar geleden overleden. Magda, zijn zus, is hier ook aanwezig. Herman was een emotioneel iemand, hij was geen doorsnee man. Enerzijds was hij brutaler dan anderen, anderzijds zachter en gevoeliger. Als dichter en schrijver was hij heel ambitieus, en volkomen overtuigd van zijn talent; hij had wel een zekere arrogantie. Hij heeft veel tegenwind gehad, ook in Vlaanderen. Men vond dat hij te veel woordspelingen maakte; zijn gedichten waren volgens sommigen te eenvoudig. Dat raakte hem, en in de negen jaar dat we hebben samengewoond, ging het bijna elke dag wel over de erkenning voor zijn poëzie.”
“Je kunt je niet voorstellen hoe blij Herman geweest zou zijn met dit gedicht aan een Haagse gevel. Hij zit nu hoog op een wolk te glunderen. Ik ken veel mensen die ontroerd zijn door juist dit gedicht. Herman kon genieten van kleine dingen, zijn dochter, de poes, de tuin. Daar gaat het ook in dit gedicht over. Sommigen vinden zijn poëzie iets religieus hebben.”
Herman was misschien wel de minst georganiseerde man op de aarde, gaat ze verder. “Hij moest af en toe in Den Haag zijn voor een bespreking. Het staat me nog voor de geest dat we dan op het antwoordapparaat van de telefoon een wanhopige stem uit Den Haag konden horen: ‘Meneer De Coninck, meneer De Coninck, waar bent u?’ Het antwoord is nu gegeven: meneer De Coninck is hier, in de Bankastraat.”

Laura de Coninck

Zijn dochter Laura de Coninck, kunstenaar in Antwerpen (zie www.lauradeconinck.com), die zich binnenkort ook in geurkunst gaat verdiepen, leest twee gedichten van haar vader voor: De dood heeft mij een aanzoek gedaan en Gedicht over Jan Fabre. En dan begeven we ons naar de Bankastraat voor de onthulling van het gedicht.
Het gedicht staat al op de muur, maar eronder is een raam in de gevel afgedekt door een luikje, met in rode letters Poëzie Archipel erop. Het luikje wordt door Laura en Kristien weggetrokken en daar zien we het gezicht van Herman de Coninck: een fraaie foto van fotograaf Jos Vossius. Dochter Laura leest het gedicht voor:

O, ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
Zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien.
Zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
Leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.

Eerste raamgedicht een feit

(verslag: Walter van Teeffelen)

Na 16 muurgedichten kwam Stichting ArchipelpoëZie met een nieuwe variant: een raamgedicht. Het raamgedicht is te zien op het grote raam van het pand Atjehstraat 13. Vroeger, te beginnen in 1923, zat er een vestiging van de ‘s-Gravenhaagsche Melkinrichting De Sierkan, later kwam er een drukkerij en daarna een IT-bedrijf. ArchipelpoëZie wilde de raamgedichten-lijn uitproberen en één van de bestuursleden van de stichting stelde het raam ter beschikking zodat het aanstaande verbouwingsproces van de ruimte van buiten ongemerkt zou kunnen verlopen. Het gedicht zou liefst wel moeten verwijzen naar de vroegere functie van het pand.

Nieuwe loot aan de stam
Dat is gelukt. “Het is een nieuwe laagdrempelige loot aan de stam, het raamgedicht”, zei Ruth van Rossum, voorzitter van ArchipelpoëZie, “en geïnteresseerden kunnen zich bij ons melden. Een raamgedicht kost rond de 300 euro, en als de geïnteresseerde eigenaar de helft betaalt, neemt de Stichting de andere helft voor haar rekening.”

Lyon Text
Ook voor de raamgedichten hanteert ArchipelpoëZie de combinatie van goede poëzie en vooraanstaand letterontwerp. De letter was deze keer de Lyon Text van de hand van Kai Bernau. Van Rossum: “Kai Bernau is in 2007 afgestudeerd aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. De Lyon Tekst is geïnspireerd door het werk in de 16e eeuw van Robert Granjon. De letter wordt gebruikt door de New York Times voor enige van zijn tijdschriften onder andere het New York Times Magazine.”
Wilmar Grossouw van de Ontwerpvloot had de letter gekozen voor het ontwerp van het raamgedicht en Studio Güthschmidt had de praktische uitvoering van het plaatsen van het gedicht op een wit folie achter het raam voor zijn rekening genomen.

Piet Paaltjens
Het gedicht was van de hand van François HaverSchmidt, die behalve dichter ook predikant was. Zijn gedichten verschenen onder het pseudoniem Piet Paaltjens. “In de periode 1850 – 1852 schreef hij de ‘IMMORTELLEN’, waarvan de Romeinse nummering suggereert dat er 100 van zouden zijn. Er zijn er – voor zover bekend – maar 10 van gepubliceerd. Op het raam staat Immortelle XLIX, nummer 49.”
Wie gaat het gedicht onthullen? Een overbuurvrouw stapt naar voren. Zij krijgt gezelschap van een andere buurtbewoner en geeft een korte toelichting. “Als kind woonde ik al hier en zag aan de overkant de Melkinrichting volop functioneren. Iedere ochtend kwam er een handkar waar vanuit bussen melk werden afgeleverd. Twee keer in de week kwam een ijswagen met grote blokken ijs. Die kochten de mensen ook – in kleinere stukken – bij de Melkinrichting. Er waren toen nog geen ijskasten.”
Na enig trekwerk is het buitenfolie verwijderd en zien we het gedicht:

IMMORTELLE XLIX
Wel menigmaal zei de melkboer
Des morgens tot haar meid:
‘De stoep is weer nat.’ Och, hij wist niet,
Dat er ’s nachts op die stoep was geschreid.

Nu, dat hij en de meid het niet wisten,
Dat was minder; – maar dat zij
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij.

Piet Paaltjens

De toeschouwers moesten het gedicht even tot zich door laten dringen. Wie is ‘zij’? De meid van de melkboer? De vrouw van de melkboer? Een geliefde van de dichter? Ruth van Rossum: “Mooi, dat het gedicht tot enig nadenken en navragen leidt. Ik kan wel verklappen dat er vier personen in het spel zijn.”

Onthulling 16e muurgedicht stichting ArchipelpoëZie

(verslag: Walter van Teeffelen)

Afgelopen zaterdag vond de onthulling van het 16emuurgedicht van de stichtingArchipelpoëZieplaats. De nieuwste locatie bevindt zich op de hoek van de Delistraat en de Koninginnegracht. Een pand van drie verdiepingen.

Bijna de hele gevel heeft ingemetselde wit geschilderde ramen. Genoeg ruimte voor diverse gedichten, maar in overleg met de gemeente was ervoor gekozen om op één van de blinde ramen een gedicht aan te brengen. De straat was al heel tevreden met dit exemplaar.

HTM trammetje

Het witte vlak op de begane grond helemaal rechts was afgeplakt met grijsbruin papier. Daaronder bevond zich het 16emuurgedicht. Toen ik aankwam bevond zich daar al een behoorlijke menigte mensen, in spannende afwachting van wat zou gaan gebeuren. Schuin over de straat hingen linten gekleurde vlaggetjes. Een zandkunstenaar, Jaap Tichler, was bezig aan definishing touchvan een zandsculptuur met een klassieke HTM tram van voor de oorlog.

Er stopte vervolgens een echte vooroorlogse HTM tram. Daaruit kwamen vele kinderen met hun knuffels, samen met twee muzikanten, duo Katakat, die zich al spelend naar de muur begaven. De tram had een hele tocht door de stad gemaakt, en de jonge gasten voor de onthulling waren op verschillende plekken ingestapt. Onderweg was er muziek, Katakat had zelfs een tramlied gecomponeerd.

Marco, samen met Mohana bewoner van het muurgedichtenpand, vertelde hoe een en ander tot stand gekomen was. Ze hadden flink gezocht naar een geschikt gedicht en een passende ontwerper. Het moest deze keer een gedicht speciaal voor kinderen zijn. Ze waren uitgekomen bij de kinderboekenschrijfster Lizette de Koning – auteur van de serie Job en Keetje– en ontwerpster Anne Ligtenberg. Ligtenberg had een speciaal ontwerp gemaakt dat ook geschikt was voor mensen met dyslexie.

Recordtijd

Het gedicht was tot stand gebracht in een recordtijd van drie maanden. Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting ArchipelpoëZie, vertelde dat Mohana en Marco aanwezig waren bij de onthulling van het vorige muurgedicht, in de Batjanstraat. Daar gaven ze aan dat ze in hun straat, op hun huis ook een muurgedicht wilden. Er ontstond een enthousiast samenspel met veel creativiteit en daadkracht, dat ertoe leidde dat het gedicht nu onthuld kon worden.

Ook het aanbrengen van het gedicht ging in een recordtijd. Herman en Daan Fool (van Studio Güthschmidt) schilderden dit keer het gedicht live op de muur, om belangstellenden te laten ervaren hoe zoiets in zijn werk gaat.  Ze hadden het in  twee uurtjes voor elkaar. Daan Fool vertelde later hoe ze dit deden, en uit zijn verhaal bleek wat een vakmanschap gecombineerd met moderne techniek er bij hun werk komt kijken.

Gedichtenwedstrijd

Er was  ook een gedichtenwedstrijd georganiseerd op de Da Costaschool en het Haags Montessori Lyceum. Bij de onthulling werden de winnaars bekend gemaakt. Zij mochten hun eigen gedicht voorlezen. Juliet won de eerste prijs met Mijn knuffeltje, Emma de tweede met Mijn knuffelen Anouk (en Mia die er niet bij kon zijn) de derde prijs met Knuffel. De dochter van Marco en Mohana had ter gelegenheid van de onthulling ook een gedicht geschreven, dat ze voorlas: Lieve warme vriend, over… haar knuffel.

Dyslexie

De vormgever, Anne Ligtenberg, vertelde dat ze dyslexie heeft. Samen met collega-ontwerper Mats Horbach had ze een boek gemaakt om mensen  te laten zien en ervaren hoe het is om dyslectisch te zijn. Bij haar ontwerp voor het muurgedicht had ze ervoor gezorgd dat het goed te lezen was voor dyslectici. ”Ik heb een open lettertype gekozen en de ruimte tussen de regels groot gemaakt. De letters heb ik met de hand geschreven, elke letter anders. Het lijkt alsof de letters een beetje aan het dansen zijn.”

Martine Schaap van uitgeverij Ploegsma, de uitgever van de serie Job en Keetjevan Lizette de Koning, ging de onthulling verrichten. Dat deed ze samen met de winnaars van de gedichtenwedstrijd. Ze vertelde hoe ze zelf van gedichten was gaan houden. “Op de basisschool moesten wij als kinderen gedichten voorlezen. Ik koos het gedicht over Juffrouw Scholten die van de warmte was gesmolten op de Dam. Ze was zelfs uitgelopen, als boter. Ik vond het knap dat het woordje ‘uitgelopen’ in twee betekenissen was gebruikt. Ze was uitgelopen, zoals mensen bij het paleis op de Dam uitlopen om de koningin of koning te zien. En daarnaast was ze door de warmte ook nog eens uitgelopen. In het gedicht dat ik ga onthullen zit ook een woord met twee betekenissen. En ook nog een werkwoord dat eigenlijk niet kan. Grappig!”

Ze liep met de kinderen naar het gedicht en samen scheurden ze het papier weg. Daar stond het gedicht van Lizette de Koning.

Het was een stralende middag, door de heerlijke nazomerzon én door alle feestelijkheid. Muzikantenduo Katakat speelde na de onthulling nog vele vrolijke liedjes, eerst in het Nederlands en vervolgens in het Engels, terwijl alle aanwezigen nog lang napraatten over de hele gebeurtenis.

Het gedicht

 

Lijn 9


ik stapte uit

Konijn reed door

vergeten

in de tram

hij mist zijn linkeroor

en ik mis hem

 

 

Voor meer informatie over het Dyslexie boek van Anne Ligtenberg en Mats Horbach:

http://www.anneligtenberg.nl/dyslexie.html