25e buitengedicht ArchipelpoëZie nu te zien in de steeg tussen de Celebesstraat en de Riouwstraat

Tekst

(tekst: Walter van Teeffelen)

Afgelopen zaterdag 8 juni speelde zich in de Celebesstraat in de Archipelbuurt een feestelijke happening af. Ter hoogte van de steeg naar de Riouwstraat hingen rijen vlaggetjes; er stonden groene tafeltjes en aan de overkant van de steeg hingen foto’s van 24 muur- en raamgedichten.

Om een schoolbord op drie poten heen hing een kleedje met paarsrode rozen erop. Er was iets onder verstopt. Maar wat? We zouden het spoedig te weten komen. Er waren zo’n 70 buurtbewoners toegestroomd.

Terug naar de Archipelbuurt

Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting ArchipelpoëZie – in glitterjurkje – was in een opperbeste stemming. “Ik ben buitengewoon gelukkig, want straks zien we het 25e buitengedicht. Het is een gezamenlijk project. Zonder het enthousiasme en steun van stad- en buurtgenoten zou dit gedicht er niet zijn gekomen en zou ArchipelpoëZie niet kunnen bestaan. Voor dit jubileum zijn we weer teruggekeerd naar de Archipelbuurt – we hebben wat uitstapjes gemaakt zoals u wellicht weet. Ik heb nog eens alle 24 gedichten gelezen. Ik ben trots dat we dit tot stand hebben gebracht.”

Voordat ze stil ging staan bij enige van de 24 gedichten, wilde ze een paar mensen noemen die een bijzondere rol hadden gespeeld in het hele project. Op de eerste plaats Marijne en Philip, de eigenaren van de muur van het 25e gedicht; Wilmar Grossouw, steun en toeverlaat bij de vormgeving; Herman Schartman, ‘hoffotograaf van de muren’; Daan, Herman en Coen Fool van Studio Güthschmidt, die sinds de start in 2012 de gedichten op de muren en ramen aanbrachten. “Gilles Hooft Graafland, hier aanwezig en lange tijd bestuurslid van de stichting, heeft het project bedacht. Dank ook aan mensen die een financiële bijdrage gegeven hebben, zoals buurtbewoner  Bert Bos, die 25 euro voor de 25e editie doneerde.”

Ze heeft nog de droom om met de mooie foto’s van Herman Schartman een expositie in de Atrium City Hall van het stadhuis te realiseren, vertelde ze. “Laten we zingen voor deze 25e verjaardag.“ En uit aller borst klonk het bekende lied. ”Lang zullen we leven. Hiep hiep hiep, hoera!”

Eerbetoon aan alle 24 buitengedichten

Er volgde een eerbetoon aan de 24 al gerealiseerde buitengedichten. Pieter Hasekamp, op wiens muur in de Kerkstraat het gedicht Zachter van Vasalis te zien is, las het gedicht voor. Ruth: “Waarom heb je dit gedicht gekozen?” Hasekamp had de bundel Vergezichten en gezichten van Vasalis in de boekenkast van zijn ouders gevonden, vertelde hij. “Het gaat over naar elkaar luisteren. Dat is belangrijk in deze tijd.”

Liliane, op wier muur in Benoordenhout, niet zo lang geleden het 24e muurgedicht, Hetzelfde zien van Jules Deelder, was geplaatst, las dit gedicht voor. Ze had het gedicht gekozen omdat ze een kleine muur had, dus het gedicht moest kort zijn, zei ze. “Ik kijk altijd heel goed naar de natuur en het bos achter mijn huis in het bijzonder. Ik hoop dat de voorbijgangers niet alleen het gedicht lezen, maar ook meer aandacht hebben voor de natuur.”

Derk, secretaris van ArchipelpoëZie las Immortelle XLIX, nummer 49 van Piet Paaltjens voor. Het raamgedicht is te zien op het grote raam van het pand Atjehstraat 13. In het gedicht is de stoep nat van de tranen en de melkboer en de meid wisten er niet van en ‘zij’ vermoedde er ook niets van. “Wie is zij?” vroeg Derk. “De vrouw van de melkboer”, zei iemand uit het publiek. “Het zou ook de onbekende aanbidster van de dichter zelf kunnen zijn”, aldus Derk.

Ruth: “Als mensen een vrije muur weten, kom naar ons toe.” En ze ging over naar het volgende programmaonderdeel – een geheimzinnige toenadering door de Haagse muren. “We hebben lange tijd geprobeerd in contact te komen met de muren, maar dat lukte niet en toen hebben we het  opgegeven. Maar in de aanloop naar deze 25e onthulling zijn we benaderd door de muren: we ontvingen van hen een muurgedicht ter gelegenheid van deze speciale dag. Zoals jullie wellicht weten staan bomen met elkaar in contact. Uit de toenadering van de muren weten we nu  dat ook muren  met elkaar in contact staan. Alle muren blijken te weten van ons project en van dit 25e muurgedicht. Hoe dat kan? Mogelijk door trillingen van de zand- of veenlagen onder ons…“

Het was tijd voor de onthulling van het muurgedicht. Het kleedje over het schoolbord op drie poten werd verwijderd door de jongste (1) – het kind van Marijne en Philip – en de oudste aanwezige (90+). Er bleek een knap gemaakt gedicht op te staan waaruit bleek dat de muren zich om ons bekommeren en blij zijn als we ze aandacht geven. Ruth gaf aan dat ze de toenadering door de muren als steun voor het project ziet.

Ontwerper Barbara Bigosinska

Barbara Bigosinska, wonende in Scheveningen, had het lettertype (Bay Sans) ontworpen, vertelde ze. Dat had ze gedaan in de periode 2016-2021 in vrije tijd – naast haar opdrachten. Na haar kunstopleiding op de academie van Katowice in Polen, had ze Typografie gestudeerd aan de Koninklijke Academie in Den Haag, net zoals vele andere letterontwerpers van de buitengedichten.

Barbara houdt van schreefloos, maar ook van sierlijk, wat zich uit in krullen. Op de vraag uit het publiek met welke letter ze begon, zei ze: “Ik begin met de A, dan de N, Y en B. Maar het is nooit een enkele letter. Het maakt onderdeel uit van een woord, een zin en een paragraaf.” Ze leest graag magisch-realistische literatuur, zoals van Murakami en Garcia García Márquez. “In Polen in de communistische tijd was boeken lezen de enige manier om gelukkig te blijven. Daarom kwam ik in dit vak terecht.”

Favoriet gedicht

Vraag van Ruth aan het publiek: “Heeft iemand een favoriet gedicht?” Lijn 9 van Lizette de Koning wordt genoemd. Over het konijn dat achterbleef in tram. Maar ook het eerste muurgedicht, over een lege plek in het hoge gras van Kopland, het gedicht Regen van Ivo van Strijtem in de Riouwstraat, en het gedicht van William Carlos Williams over de pruimen die in de koelkast staan.

Buurtgenoot Hans Bussink voegde daaraan toe: “Als ik bezoek krijg doe ik vaak een Hofjestocht, met hofjes en gedichten. Dat wordt als bijzonder ervaren. De combinatie gedicht en hofje is prachtig. Ik raad iedereen aan om met gasten zo’n wandeling te maken.”

John Heymans, biograaf van Gerrit Krol

Het nieuw te onthullen gedicht is van de hand van Gerrit Krol en John Heymans, die een biografie schrijft over Krol, wil daar graag iets over vertellen. Heymans heeft een verleden als wiskundige en techniekfilosoof. Tussen de bedrijven door, publiceerde hij onder meer monografieën over Armando, J.J. Voskuil, Cherry Duyns, Simeon ten Holt en Willem Brakman. Binnenkort verschijnt een volgende monografie, en wel over de meestervertaler August Willemsen. Tevens werkt hij aan de biografie van Gerrit Krol.

Naast al dit essayistisch werk laat hij soms ook als dichter van zich horen. In 2001 verscheen zijn eerste bundel Vlagvertoon. Alhoewel hij dacht nooit meer een gedichtenbundel te publiceren, zag onlangs, meer dan twintig jaar na dato, een tweede bundel het licht: Alsnog.

Op de vraag van Ruth wat hij het mooiste gedicht vindt in de Nederlandse literatuur, zegt hij: “Misschien dit wel van Krol: ‘Over de bossen bij Hooghalen – dat is ook iets waar je / niet over schrijven kan, / tenminste niet als je er geweest bent. // (Over de kracht van weemoed.’  Krol is, wat mij betreft, de grootste schrijver van het laatste kwart van de vorige eeuw. Hij heeft ruim vijftig boeken geschreven. Hij had wiskundige aspiraties die tot uiting kwamen in veel  van zijn romans, essays en gedichten. Gerrit Krol is in 1934 geboren en in 2013 gestorven, allebei in Groningen. Tijdens zijn leven heeft hij overigens ook wel elders gewoond en gewerkt, onder meer in Caracas en Lagos. Hij werkte als computerprogrammeur ‘In dienst van “de Koninklijke”’, zoals een van zijn romans heet. Aanvankelijk dus bij Shell, later bij de NAM. Veel van zijn romans gaan over zijn werk. Ook in zijn 162 gedichten komt dat werk ter sprake, maar veel minder dan in zijn romans.  Het gedicht dat vanmiddag centraal staat, ‘Zomer’, komt uit de bundel Een morgen in maart (1967).”

Heymans vindt het een goede keuze. “Het is, hoe eenvoudig het ook lijkt, een heel ingenieus gedicht. Het is ook opgenomen in Polaroid, gedichten 1955-1976. Krol’s wiskundige / wetenschappelijke blik op werkelijkheid uit zich in zijn voorliefde voor singuliere uitspraken. Dat blijkt ook uit dit gedicht. Het bestaat uit vijf singuliere uitspraken. Hij loopt naar het strand en noteert vijf apodictische zinnen als vijf versregels De zesde en laatste zin is de afsluitingsclausule, ook niet onbekend bij wiskundigen. Met die laatste regel maakt hij iets rond. Polaroid heeft de bedoeling spiegelend licht uit te filteren. Dat doet hij ook met de tekst. Hij heeft het licht / de emotie uitgefilterd uit het gedicht.”

Gerrit Krol was bijna twee meter lang en liep gekromd, gaat hij verder. “Hij was een Groninger en hij sprak met een soort Gronings/Amerikaans accent. Als student wiskunde wilde ik hem graag een keer ontmoeten. Hij was mijn held. Toen dacht ik:  ‘Als ik hem nu eens kan interviewen voor de NRC… ‘. Kortom, ik belde Krol met de opmerking dat ik hem voor het Cultureel Supplement moest interviewen, terwijl ze daar nog van niets wisten…  Gelukkig wilde K.L. Poll, de chef van het Supplement, het wel plaatsen.”

Onthulling

De onthulling van het gedicht is aanstaande. Marijne en Philip hebben er maanden naar toe geleefd. Marijne: “Ik was bij de vorige onthulling. Ik zag dat de makers van ons gedicht snel en deskundig te werk gingen.” Daan Fool: “Ik gebruikte folie die verwarmd wordt en daarmee goed hecht met de ondergrond van de muur.” Hoe kwamen Marijne en Philip op dit gedicht terecht? Philip: “Het moest passen in de steeg. En niet te wollig zijn. Met name de laatste zin was goed.” Ruth: “Wat hoop je dat het gedicht anderen brengt?” “Het is een donkere steeg, die niet alleen dient om fietsen te stallen, we hopen mensen het gedicht ook gaan bekijken en er even over nadenken.”

Heb je veel met gedichten te maken gehad? Philip: “Nee, maar ik moest wel bij het eindexamen een gedicht analyseren. En ik heb gedichten in de buurt op muren gezien. Toen heb ik wel interesse in gedichten gekregen.”

Philip en straatbewoonster Lide knippen de versieringen weg die de steeg tot dat moment aan het oog hadden onttrokken, en daarna lopen we met zijn allen de steeg in en zien dan:

Zomer

Het land is warm.
De weg is wit.

Het duin is leeg.
De zee is stil.

De zon is grijs.
De dag is heel.

Gerrit Krol.

En dan klinkt voor de tweede keer: ‘Lang zullen we leven!’

Na de onthulling was er nog een feestelijke borrel met veel geanimeerde gesprekken. ArchipelpoëZie had zoals vaak geluk met het weer: toen de laatste gasten waren vertrokken stortte de regen uit de hemel.

(foto’s: Herman Schartman, Peter de Ruiter, Derk Hazekamp)

Geplaatst in Muurberichten.