Muurgedicht Peter Berger onthuld

Verslag: Walter van Teeffelen

Peter Berger was een markant persoon in Den Haag. En door de onthulling van het meest recente, alweer het 14e, muurgedicht van de stichting ArchipelpoëZie, kwam hij weer helemaal tot leven.

Op het Lissabonplein, te bereiken via een steegje van de Denneweg, was het gedicht nog verscholen achter een grote schildering van een kop thee – een verwijzing naar de theekopjes in het gedicht. De schotel was grijs, wit en blauw, de kop blauw en de thee geel en bruin. Het doek werd op spanning gehouden door drie cirkels en twee horizontale stukjes. Opnieuw een mooi kunstwerk van Jan Hein Schouw, bestuurslid van de stichting ArchipelpoëZie.

Bierviltjes

Ellen Fernhout, die Peter Berger goed gekend had, sprak het openingswoord. “Een muurgedicht van Peter op deze plek is een lang gekoesterde wens van de Haagse Kunstkring en het Buurtschap Centrum 2005. In dit gebied lagen de roots van Peter, hier kende hij vele mensen. Inmiddels is het 17 jaar geleden dat hij is overleden.”

Ze memoreerde de prachtige herdenkingsavond die na zijn overlijden werd gehouden met Tatiana Radier en Yvonne Keuls. “Peter’s poëzie is eigenlijk nooit weg geweest. Ruud Hisgen, mijn collega op de Haagse Kunstkring opperde zeven jaar geleden het idee om een gedicht van Peter Berger in ‘zijn’ buurt te plaatsen. Het moest zijn gedicht Lama’s zijn.”

Tot hun geluk kwamen ze in contact met de stichting ArchipelpoëZie. De stichting wilde graag meewerken. Fernhout: “Peter Berger zei over zijn dichterschap: ‘Het hoeft niet, maar ik zou ook niet zonder kunnen.’ Hij schreef overal en altijd gedichten. Op bierviltjes, vergaderstukken, in de marge van de krant, op suikerzakjes. Veel verdween er in de prullenbak. We hebben honderden kladjes gered. Het Lama-gedicht is begonnen op een suikerzakje.”

 

Eames Century Modern

Ruth van Rossum, voorzitter van de stichting, vond het fijn dat er zo veel mensen waren gekomen. “Het zaadje is geplant bij de onthulling van het tiende muurgedicht, in de Kanonstraat, hier vlak bij in Buurtschap Centrum 2005. Dit zien wij graag: initiatieven van mensen met een idee voor een gedicht in de openbare ruimte, en vervolgens gaan we samen optrekken. Twee dagen geleden was er op deze muur nog niets en ineens is het er. Ik vind het iedere keer weer magisch. Nu we al 14 muurgedichten hebben kun je je eigen wandeltocht langs de gedichtenmuren samenstellen: op onze site kun je zien waar de muurgedichten zich bevinden.”

Elk gedicht heeft een eigen letter. Dit keer was het de Eames Century Modern, ontworpen door Erik van Blokland. Van Rossum: “Een krachtige en prachtige letter, geïnspireerd door het werk van Charles en Ray Eames.“ Ze laat stoelen zien die door het echtpaar Eames werden ontworpen. Van Blokland studeerde op de Koninklijke Haagse Academie van Beeldende Kunsten en werkt er nu als leraar. Hij ontwierp een letter die zichzelf verandert, de Beowulf. Wilmar Grossouw, de vaste ontwerper van onze stichting, heeft bij Erik van Blokland gestudeerd.”

Erik van Blokland bij de muur met zijn Eames Century Modern

In zijn nopjes

In het panden rond het Lissabonplein zijn ateliers van beeldend kunstenaars gevestigd, onder andere dat van Paul Combrink. Dertien jaar lang was hij voorzitter van de Haagse Kunstkring. Nu kon hij vanuit zijn raam op de eerste verdieping uitkijken naar het gedicht. Hij had Berger goed gekend vertelde hij.

“Peter Berger was een bijzondere man”, begon hij. “Ik kan van alles over hem zeggen. Hij was een bekend brokkenpiloot. Hij zou helemaal in zijn nopjes zijn geweest dat een gedicht van hem hier op de muur is gekomen. Hij hoort hier, te midden van de beeldend kunstenaars. Hij heeft honderden recensies geschreven. Zijn krant, Het Vaderland, bevond zich hier om de hoek. Hij vond het erg dat de krant moest verdwijnen. Ik herinner me een stuk van hem in één van de laatste edities waarin hij de verantwoordelijke voor de krant vergeleek met Heer Bommel. Peter Berger, geboren in Abcoude, kwam op zijn 15e naar Den Haag, en met deze stad heeft hij zich vereenzelvigd.”

Combrink ging kort in op zijn literaire loopbaan. “Zijn eerste gedichtenbundel, Deze voorlopige naam, verschenen in 1962, kreeg de Anne Frank Prijs. Daarna volgden meerdere bundels en publicaties over beeldende kunst, over bijvoorbeeld Karel Appel en Piet Ouborg. Zijn cursiefjes zijn gebundeld in Alle mensen. Na zijn tijd bij Het Vaderland ging hij naar het ministerie van CRM/OCW om daar hoofd Letteren te worden. Daar bleef hij tot zijn overlijden. In het blad van de ambtenaren, de Cultuurbarbaar schreef zijn collega Chris Ronteltap: ‘Peter is een vat vol tegenstrijdigheden’. Dat begrijp ik. Hij was alles behalve een ambtenaar, een flamboyant type met een karakteristieke kop. En wat hij zei was raak, als hij wat zei bleef dat lang hangen.”

Koffertje geconfisqueerd

Combrink vertelt een anekdote over een journaliste die haar stukken baseerde op het confisqueren van koffertjes van bekende Nederlanders. Daar schreef ze dan een stukje over. “Zo maakte ze ook het koffertje van Peter Berger buit. Ze trof daarin slechts twee detectives aan. ‘Hoe kan het dat het hoofd Letteren van het Ministerie van Cultuur zulke flutromannetjes leest? Ik heb medelijden met de leraar die Peter Berger vroeger de Nederlandse literatuur heeft moeten bijbrengen.’ Twee weken later in de NRC was er ingezonden brief van de leraar van Peter Berger. ‘Ik heb nog steeds de beste herinneringen aan deze bijzonder goede leerling. Voor zijn eindexamen Gymnasium alfa haalde hij voor zijn mondeling een 10.’” Combrink had nog even gegoogled naar de naam van de journaliste. Zij bleek van beroep te zijn veranderd en zich nu bezig te houden met het vervaardigen van pasteitjes.

RAMP

Ruud Hisgen, schrijver, dichter en vertaler ging vervolgens klaarstaan om het gedicht onthullen. En of Berger er de hand in had, viel precies op dat moment het kunstwerk met de kop thee neer – Hisgen werd net niet geraakt. Hisgen, ad rem: ‘Ik ben blij dat Peter Berger zelf deze onthulling heeft gedaan.’

Hisgen vertelde blij te zijn dat het bestuur van de stichting had besloten dit gedicht op de muur te plaatsen. “Dit is een van mijn favoriete gedichten. In 1985 heb ik Peter Berger geïnterviewd voor het tijdschrift RAMP. Berger zei toen dat in poëzie de gewoonheid van dagelijkse dingen moet zitten. De paradox gewoon en bijzonder, daar gaat ’t bij hem om. Gedichten moeten er zo gewoon mogelijk uitzien.”

 

In een introductie bij de bloemlezing Paradox had Berger gezegd dat ‘de dichter mens moet worden tussen de mensen.’ Hisgen: Hij maakte deel uit van de generatie na de vijftigers, hij noemde het de tijd van de ‘romantische impasse’. Daartoe behoorden onder andere Kopland, Judith Hertzberger, Aad Nuis, K. Schippers, Johnny the Selfkicker, Bernlef en Jacq Hamelink. Berger zag de jongerenrevolutie opkomen. Daar zat spanning en er zat ook spanning in het ‘veld’ tussen zijn poëzie en het werk voor het ministerie. Hij zei altijd: ‘Een gedicht moet er in één keer uit komen. Je kunt nog wat priegelen met een paar woordjes, maar niet te veel.’ Hij zei te lui te zijn voor wat hij noemde ‘raadselpoëzie’.

Het Lamagedicht

Over naar het gedicht. Het had geen officiële titel, maar ging door het leven als het ‘Lamagedicht’. “Een typisch Berger gedicht. In 1980 wilde het tijdschrift RAMP een ‘Haagse Dames Nummer’ uitbrengen. We vroegen Peter om een bijdrage en hij kwam met dit gedicht.  Je kunt het op verschillende manieren lezen. Eigenlijk gaat ’t helemaal niet over lama’s, maar over Haagse dames. Hij vond ze soms irritant, ze hadden volgens hem een bepaalde mate van hypocrisie.“

We zien de tekst:

ik zag ze, op weg zijnde
naar Wassenaar
en ik zie ze nog deinen
door het verloren geraakte gedichtje
ter plekke op het verdwijnende suikerzakje

die lama’s op een gepacht stuk gras
die lama’s met hun ogen vol zachte verachting
het is ze aan te zien, ze kunnen spugen
zoals Haagsche Dames theedrinken

de bovenlip zo proevend gemaakt,

zo voor verfijning en weerzin;

zo ook ademen die lama’s
met kleine slokjes
zo ook lopen ze met reumatische  sierlijkheid
luxe kamelen
uit een ongeschoren vlakte

 

Hisgen ging nog op een paar aspecten in, te beginnen met het suikerzakje, waar Berger vaak gedichten op begon te schrijven. “Van eind jaren ’50 tot halverwege de jaren ’70 was de glorietijd van het suikerzakje. Ieder bedrijf liet een eigen suikerzakje drukken. Nu verdwijnt het langzaam als fenomeen.”

Dan de lama’s op de weg richting Wassenaar. “Hoe lang staan de lama’s langs de N44? Ze blijken er al te staan sinds 1900. Toen was het mode exotische dieren en planten te hebben. Ze zijn van de familie Jochems. Op dit moment worden de dieren door Cornelie Jochems verzorgd. Maar eigenlijk neemt Berger niet de lama’s, maar de Haagse dames op de korrel.”

Ten slotte zong gitarist Anne-Tjerk Mante, ook wel Amante, het Lamagedicht. Alhoewel het gedicht niet rijmde klonk het verrassend goed. Tot tweemaal werd het refrein herhaald.

Geplaatst in Muurberichten.